Heeft de Belastingdienst niet binnen drie jaar een definitieve aanslag inkomstenbelasting opgelegd? Dan vervalt het recht om dat alsnog te doen. Bij twijfel over de termijn moet de Belastingdienst bewijzen dat de definitieve aanslag inkomstenbelasting op tijd ter post bezorgd is.
Als de Belastingdienst een definitieve aanslag inkomstenbelasting wil opleggen, moet dit binnen drie jaar na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. Zo moest een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2018 uiterlijk 31 december 2021 zijn opgelegd.
Als je uitstel hebt aangevraagd voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting, wordt de termijn van drie jaar met de termijn van dit uitstel verlengd. Vroeg je bijvoorbeeld uitstel voor het indienen van jouw aangifte inkomstenbelasting 2018 en kreeg je dat voor 4 maanden, dan is de uiterste termijn niet 31 december 2021 maar 30 april 2022.
Als je een definitieve aanslag na afloop van de termijn van drie jaar ontvangt, moet de Belastingdienst bewijzen dat het aanslagbiljet op tijd ter post is bezorgd, dat wil zeggen op of vóór het einde van de termijn van drie jaar. Kan de Belastingdienst dat niet, dan komt de aanslag te vervallen.
Zo liet een rechtbank de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2014 van een belastingplichtige vervallen. De belastingplichtige stelde dat zijn definitieve aanslagbiljet inkomstenbelasting 2014 te laat was toegezonden. De Belastingdienst kon aan de rechtbank geen enkel stuk laten zien waaruit aannemelijk werd dat het aanslagbiljet wel op tijd was toegezonden. De rechtbank vond het onvoldoende dat de Belastingdienst alleen stelde dat de aanslag per reguliere post op tijd aan de belastingplichtige was verzonden.
Gevolg was dat de rechtbank het aannemelijk vond dat het aanslagbiljet niet op tijd was verzonden. De rechtbank liet daarom de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2014 vervallen.
De rechtbank achtte ook aannemelijk dat de belastingplichtige niet om uitstel voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2015 had verzocht. De Belastingdienst was van mening dat de termijn voor het opleggen van de definitieve aanslag afliep op 30 april 2019, omdat voor vier maanden uitstel voor het indienen van de aangifte was verleend.
De belastingplichtige stelde echter dat hij nooit om dat uitstel had verzocht. De Belastingdienst kon alleen een uitdraai uit het automatiseringssysteem laten zien waaruit bleek dat uitstel was verleend. De Belastingdienst kon echter geen officieel uitstelverzoek, of een kopie hiervan, laten zien of op andere wijze aannemelijk maken dat de belastingplichtige ook verzocht had om uitstel.
De rechtbank vond daarom dat niet aannemelijk was dat de belastingplichtige om uitstel had verzocht. Het was onvoldoende dat de Belastingdienst dit uitstel klaarblijkelijk wel had verleend.
Gevolg was dat de termijn voor het opleggen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2015 volgens de rechtbank afliep op 31 december 2018. De definitieve aanslag inkomstenbelasting 2015 die pas in 2019 ter post was bezorgd, was daarom niet op tijd verzonden. De rechtbank liet daarom ook de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2015 vervallen.