Het Gerechtshof Amsterdam heeft onlangs de villabelasting bevestigd. Het beroep van de belastingplichtige op schending van het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel slaagde niet, en er werd ook geen strijd met het Europees recht vastgesteld.
De villabelasting betreft de belastingheffing in de inkomstenbelasting over de waarde van eigen woningen voor zover die waarde hoger is dan € 1.330.000 (bedrag 2025). Over de waarde boven de € 1.330.000 wordt 2,35% bij het inkomen geteld als eigenwoningforfait.
Over de vraag of de villabelasting in strijd is met Europees Recht lopen (waarschijnlijk) meerdere gerechtelijke procedures. In een van die procedures oordeelde rechtbank Noord-Holland op 15 oktober 2024 dat de villabelasting niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van artikel 14 EVRM en het eigendomsrecht van artikel 1 EP EVRM.
De belastingplichtige ging in hoger beroep. Gerechtshof Amsterdam oordeelde op 21 oktober 2025 echter ook dat de villabelasting in stand bleef. Het beroep van de belastingplichtige op strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel faalde. Ook van strijd met artikel 14 EVRM en artikel 1 EP EVRM was volgens het gerechtshof geen sprake.
Mogelijk gaat de belastingplichtige nog in cassatie bij de Hoge Raad.
De procedure over de villabelasting is door de Belastingdienst niet aangewezen als massaal bezwaar. Dit betekent dat als je je ook wilt beroepen op strijdigheid met Europees recht, je hierover individueel moet procederen. De eerste stap is het indienen van een tijdig bezwaarschrift. Tijdig wil zeggen: binnen zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag.
Wilt je hier meer over weten? Neem dan contact op met onze adviseurs.