Van de aanpassing van de schijven en arbeidskorting in box 3 tot de verlaging van de zelfstandigenaftrek en vereenvoudigingen in btw-regels. Het Belastingplan 2026 brengt opnieuw belangrijke veranderingen met zich mee. We zetten de belangrijkste punten hieronder voor jou als mkb-ondernemer uiteen.
Vanaf 1 januari 2026 wijzigen de hoogte en de tarieven van de eerste en de tweede schijf in box 1. De eerste schijf stijgt van € 38.441 (2025) naar € 38.883 (2026). De tweede schijf stijgt van € 76.817 (2025) naar € 79.137 (2026). De tarieven veranderen mee. Het tarief van de eerste schijf daalt van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). Het tarief van de tweede schijf stijgt van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). Het tarief van de eerste schijf van de AOW daalt van 17,92% naar 17,8%.
Tarief inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 2026
Belastbaar inkomen meer dan (€) | Maar niet meer dan (€) | Tarief 2026 (%) | |
Eerste schijf | - | 38.883 | 35,7 |
Tweede schijf | 38.883 | 79.137 | 37,56 |
Derde schijf | 79.137 | - | 49,5 |
De verlaging van het box 1-tarief betekent ook dat de aftrekposten in box 1 tegen het tarief van 37,56% in aftrek worden gebracht. Denk aan de renteaftrek eigen woning en de mkb-winstvrijstelling.
De tarieven in box 2 blijven in 2026 gelijk. Wel worden de schijven geïndexeerd. De eerste schijf stijgt van € 67.804 (2025) naar € 68.843 (2026) en wordt belast tegen 24,5%. Het bedrag daarboven valt in de tweede schijf en wordt belast tegen 31%. Fiscaal partners mogen beiden de eerste schijf toepassen.
Wil je dit jaar nog een dividenduitkering doen? Gebruik dan de eerste schijf: maximaal € 67.804 of € 135.608 bij fiscaal partners. Een hogere dividenduitkering kun je beter uitstellen naar 2026.
Dividenduitkeringen beïnvloeden ook de algemene heffingskorting, jouw vermogen in box 3 en eventuele excessieve leningen. Overleg met jouw adviseur of een uitkering in 2025 voordelig is.
Heeft jouw partner geen eigen inkomen? Dan kan dividend uitkeren gunstig zijn om de algemene heffingskorting optimaal te benutten.
Heb je als aanmerkelijkbelanghouder een schuld van meer dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden)? Dan heb je tot 31 december 2025 de tijd om deze af te lossen. Anders betaal je box 2-belasting over het bedrag boven de € 500.000.
De tarieven en schijven in de vennootschapsbelasting blijven ongewijzigd. Winst tot en met € 200.000 wordt belast tegen 19%. Het bedrag daarboven tegen 25,8%.
De zelfstandigenaftrek is een bedrag dat ondernemers in de inkomstenbelasting mogen aftrekken van hun winst als ze minimaal 1.225 uur hebben gewerkt. Het kabinet heeft in het Belastingplan 2023 besloten de zelfstandigenaftrek stapsgewijs te verlagen, om zo het fiscale verschil tussen werknemers en zelfstandigen kleiner te maken.
De zelfstandigenaftrek gaat van € 2.470 (2025) naar € 1.200 (2026) en wordt uiteindelijk verlaagd tot € 900 in 2027. Starters houden recht op € 2.123. Voor ondernemers die AOW-gerechtigd zijn, geldt een verlaging naar 50% van het bedrag aan zelfstandigenaftrek.
Voor ondernemers en zzp’ers blijft de mkb-winstvrijstelling in 2026 12,7%.
Vanaf 2027 dalen de stakingsaftrek en meewerkaftrek met 75%. In 2030 worden ze volledig afgeschaft. Deze wijzigingen staan in de Voorjaarsnota 2025, maar niet in het Belastingplan 2026.
Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling (DSR) is bij reële bedrijfsoverdrachten te voorkomen dat de continuïteit van de onderneming in gevaar komt door de belastingdruk. Je kunt daarom met een fiscale stimulans het stokje aan de volgende generatie doorgeven. De regelingen spelen daarom een belangrijke rol bij de overdracht van familiebedrijven.
Eind 2024 zijn diverse wetswijzigingen in de BOR en DSR aangenomen die per 1 januari 2026 in werking treden. Deze wijzigingen zijn bedoeld om de regelingen beter te richten op echte ondernemingen en om constructies en misbruik tegen te gaan.
Wat verandert er in de bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling per 2026?
Overweeg je om jouw onderneming op (lange) termijn over te dragen aan jouw kinderen? Dan kan het verstandig zijn om samen met jouw adviseur de timing van de overdracht te herzien.
Bedrijven en ondernemers die investeren in energiezuinige bedrijfsmiddelen mogen 40% van die investering extra aftrekken van de winst. De grens ligt bij € 151 miljoen per jaar (2025), daarna vervalt de extra aftrek. Investeer je (mede) via een samenwerkingsverband, zoals een vof? Dan kun je boven de grens van € 151 miljoen uitkomen en onbedoeld de aftrek verhogen. Het kabinet wil dit voorkomen. Daarom tellen investeringen in een samenwerkingsverband mee met de eigen investeringen. De grens blijft € 151 miljoen.
Op dit moment geldt de btw-vrijstelling voor diensten van sociale of culturele aard alleen als de aanbieder géén winst beoogt. In april 2023 besliste de Hoge Raad dat de uitzondering in lagere regelgeving juridisch niet houdbaar was. Daardoor moesten sommige instellingen ineens 21% btw gaan rekenen, wat leidde tot hogere kosten voor maatschappelijke dienstverlening.
In de Fiscale verzamelwet 2026 wordt de btw-vrijstelling uitgebreid naar instellingen die winst beogen, zolang zij sociale of culturele diensten verrichten. Denk aan schuldhulpverlening, beschermingsbewind en curatele, jeugdhulp, maatschappelijk werk, dagverblijven voor gehandicapten en preventieve jeugdinterventies.
Breng je nu btw in rekening? Dan moet je mogelijk eerder afgetrokken btw op jouw investeringen opnieuw beoordelen en corrigeren.
Vanaf 2026 kun je ook bezwaar maken tegen een btw-aangifte met een nihil-saldo. Een nihilaangifte ontstaat wanneer de verschuldigde btw en de voorbelasting gelijk zijn. Hierdoor is er geen btw te betalen of terug te krijgen. Tot nu toe was het onduidelijk of je in zo’n situatie bezwaar kon maken. Door de Fiscale verzamelwet 2026 verandert dit en geldt de nihilaangifte voortaan als een voldoening op aangifte. Dit betekent dat de gebruikelijke bezwaarprocedure hier van toepassing is.
Werkgevers die vennootschapsbelastingplichtig zijn, hebben te maken met een aftrekbeperking voor kosten met een privé-element. Denk daarbij aan eten, drinken en representatie. De aftrekbeperking sluit aan bij het loonbegrip uit de Wet op de loonbelasting 1964. Sinds de invoering van de werkkostenregeling telt ook de vrije ruimte mee als loon. Over dit loon is geen loonheffing betaald, maar het vergroot wel de aftrekmogelijkheid in de vennootschapsbelasting.
Vanaf 1 januari 2026 telt alleen het fiscale loon mee waarop loonheffing is ingehouden. Dit vind je in de verzamelloonstaat. Dat maakt de toepassing eenvoudiger, maar verkleint de aftrekmogelijkheden voor jou als werkgever.
Beoordeel tijdig jouw WKR-administratie. Mogelijk heb je in 2025 nog vrije ruimte of kom je juist tekort richting de maanden waar je zaken wilt schenken aan jouw personeel. Je kunt nu al rekening houden met de extra kosten die een overschrijding van de vrije ruimte kan opleveren.
Op dit moment is er geen wettelijke basis voor renteloos uitstel van betaling voor een buitenlandse ondernemer die zijn onderneming omzet in een bv of nv. De wet wordt aangepast, zodat deze aansluit bij het Besluit geruisloze omzetting. Bij een geruisloze omzetting naar een bv of nv wordt daarom het uitstel op de conserverende aanslag voortaan renteloos verleend. Deze aanslag wordt opgelegd om de Nederlandse aanmerkelijkbelangclaim veilig te stellen.
Deze regeling is vooral van belang voor buitenlandse belastingplichtigen. Door belastingverdragen kan de Belastingdienst de box 2-claim soms niet innen. In dat geval verleent de fiscus renteloos uitstel van betaling voor het geconserveerde bedrag.
Sinds 1 januari 2025 kunnen Nederlandse ondernemers ook gebruikmaken van de kleineondernemersregeling (KOR) van andere EU-lidstaten. Dit is interessant voor ondernemers die grensoverschrijdend werken en onder de omzetgrens blijven
De KOR biedt een btw-vrijstelling voor kleine ondernemers met een beperkte omzet. Nieuw is dat de regeling ook in andere EU-landen geldt, mits een totale EU-omzet onder de € 100.000 blijft. Per land kan een ander grensbedrag gelden, in Nederland is dit € 20.000.
Voorwaarde is dat je elk kwartaal omzetinformatie moet aanleveren, zodat de EU-lidstaten kunnen controleren of ondernemers aan de voorwaarden voldoen. De oorspronkelijke wettekst over deze rapportageverplichting leidde tot verwarring. De wet wordt aangepast, zodat helder is welke informatie je wanneer moet aanleveren.
Vanaf 2025 zijn fondsen voor gemene rekening niet langer fiscaal transparant en daarmee belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Dit heeft in de praktijk geleidt tot enkele knelpunten. Om die reden loopt er een onderzoek naar de definitie van het fonds voor gemene rekening. De mogelijke uitkomst hiervan is dat vanaf 2027 een fonds voor gemene rekening weer fiscaal transparant wordt als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
In de praktijk zou dit leiden tot een korte belastingplichtige periode voor het fonds van gemene rekening van 1 januari 2025 t/m 31 december 2026. Om dit te voorkomen, is overgangsrecht opgenomen, zodat het fonds ook in deze periode transparant blijft.
Voor het overgangsrecht is geen actie nodig. Meldt het fonds zich niet vóór 28 februari 2026 aan als belastingplichtige? Dan geldt het overgangsrecht automatisch.
Het overgangsrecht geldt alleen voor fondsen voor gemene rekening die al op 31 december 2024 bestonden.
Voldoe je waarschijnlijk niet aan de voorwaarden van het overgangsrecht? Meld je dan uiterlijk 28 februari 2026 bij de Belastingdienst aan.
Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.