23 juni 2022

Update lonenspecial 2022: varia arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht

Inspectie SZW verandert naam

Vanwege de grote mate van grensoverschrijdend werken, een Europese toezichthouder en het voorkomen van verwarring wat de taken zijn van de Inspectie SZW, is besloten om met ingang van januari 2022 de naam te veranderen in ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’ en in het Engels ‘Netherlands Labour Authority’. Zowel in het Nederlands en Engels afgekort tot NLA.

Transitievergoeding

Een werknemer heeft recht op een transitievergoeding bij ontslag als het initiatief hiertoe door de werkgever wordt genomen. Hoeveel transitievergoeding de werknemer krijgt, hangt af van het salaris en het aantal dienstjaren. De maximale transitievergoeding in 2022 is € 86.000 of een jaarsalaris als dit meer is.

Wet compensatie transitievergoeding

Al sinds 1 april 2020 krijgen werkgevers compensatie voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij het ontslag van langdurig (twee jaar of langer) zieke werknemers. De transitievergoeding moet namelijk ook in die gevallen worden betaald.

Vanaf januari 2021 kan een werkgever die zijn bedrijf staakt door pensionering ook aanspraak maken op een compensatie van de transitievergoedingen voor de werknemers. Medio 2022 zal de regeling worden uitgebreid. Vanaf dan is het ook bij bedrijfsbeëindiging door ziekte of gebreken van de werkgever mogelijk om een compensatie van het UWV te ontvangen voor de transitievergoeding die de ontslagen werknemers ontvangen. We houden je hiervan op de hoogte.

De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels bepaald dat er ook recht op compensatie bestaat voor de betaling van transitievergoeding aan werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn van wie het dienstverband vóór 1 juli 2015 slapend is geworden. Het betreft hier de zogenaamde diepslapers. Werkgevers die nog dergelijke diepslapers hebben, kunnen dus nu overgaan tot beëindiging van het dienstverband wetende dat ze recht hebben op compensatie van het UWV. Het is van belang er op te letten dat de compensatie tijdig (binnen 6 maanden na betaling transitievergoeding) wordt aangevraagd. De compensatie kan online worden aangevraagd met behulp van eHerkenning.

WW-premie

De hoogte van de WW-premie is afhankelijk van de vraag of er sprake is van een vast of flexibel arbeidscontract. Met deze maatregel wil het kabinet vaste arbeidscontracten stimuleren en aantrekkelijker maken voor werkgevers.

Wanneer lage WW-premie?

De lage WW-premie is verschuldigd bij schriftelijke contracten voor onbepaalde tijd met een eenduidige arbeidsomvang. Ook is de lage premie verschuldigd voor werknemers onder de 21 jaar die maximaal 48 uur (per aangiftetijdvak van vier weken) of 52 uur (per aangiftetijdvak van een kalendermaand) verloond hebben gekregen. Daarnaast is de lage premie ook voor leerlingen die een bbl-opleiding volgen en voor werknemers voor wie de werkgever een uitkering werknemersverzekeringen betaalt als werkgeversbetaling of als eigenrisicodrager.

Let op!

Indien de arbeidsovereenkomst uiterlijk twee maanden na aanvang van de dienstbetrekking eindigt, dient de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen. Het maakt daarbij niet uit of door de werknemer een beroep op de WW wordt gedaan.

Hogere AWf-premie bij overwerk | 30%-herziening

Deze bepaling is voor een periode van twee jaar opgeschort geweest. Maar voor zover bekend, zal de werkgever met ingang van dit jaar met terugwerkende kracht de hoge AWf-premie moeten betalen als:

  • een werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% in uren heeft overgewerkt, en
  • beschikt over een vast arbeidscontract voor gemiddeld minder dan 35 uur per week.

Tijdelijke urenuitbreiding

In het najaar van 2021 is het rapport ‘Mogelijkheden om flexibiliteit te realiseren binnen de lage WW-premie’ verschenen. Hieruit is gebleken dat het (herhaaldelijk) wijzigen van de arbeidsomvang qua contracturen een manier kan zijn om pieken en dalen in het werk te ondervangen en op die manier een hoge mate van flexibiliteit te realiseren. Tot en met 2021 werd gesteld dat bij tijdelijke urenuitbreiding sprake zou zijn van een tweede arbeidsovereenkomst. Met ingang van 1 januari 2022 is bij een tijdelijke urenuitbreiding geen sprake meer van een tweede arbeidsovereenkomst, tenzij de werkgever en werknemer dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen of als er sprake is van een wijziging van de functie of arbeidsvoorwaarden. Het is daarom vooralsnog mogelijk om tot 1 januari 2023 de lage AWf-premie toe te passen bij een tijdelijke urenuitbreiding.

Tip!

Werkgevers die vanaf 2020 enige tijd de hoge AWf-premie hebben toegepast omdat ze een bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tijdelijk hebben uitgebreid of een tweede arbeidsovereenkomst hebben gesloten, kunnen de hoge AWf-premie met terugwerkende kracht corrigeren.

Aanbod vaste uren 2022

Na een periode van twaalf maanden is de werkgever verplicht om oproepkrachten binnen een maand een aanbod te doen voor een arbeidsovereenkomst met vaste uren. Deze uren moeten zijn gebaseerd op minimaal het gemiddelde aantal verloonde uren over de afgelopen twaalf maanden. Alleen de uren die elkaar binnen zes maanden tijd opvolgen, tellen mee.

Voorbeeld

Een oproepkracht is per 1 januari 2021 begonnen. In de maanden januari tot en met mei 2021 heeft de oproepkracht gemiddeld 36 uur per week aan uren verloond gekregen, maar in de maanden juni en juli is er niet gewerkt. Vervolgens heeft de oproepkracht van augustus tot en met 31 december 2021 gemiddeld 32 uur per week aan uren verloond gekregen. De maanden juni en juli tellen niet mee, omdat er niet is gewerkt. De oproepkracht zal in januari 2022 een aanbod moeten krijgen voor een arbeidscontract van minimaal 34 uur per week.

Het aanbod moet binnen een maand na afloop van de twaalf maanden worden gedaan. De werknemer heeft vanaf dat moment maximaal een maand de tijd om het aanbod al dan niet te accepteren. Bij acceptatie gaat de nieuwe arbeidsomvang in uiterlijk de eerste dag van de 15e maand.

Recht op loon bij uitblijven aanbod

Indien het aanbod voor een contract met vaste uren uitblijft, heeft de oproepkracht recht op het loon van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week gedurende de afgelopen twaalf maanden, ongeacht of de werknemer wordt opgeroepen voor de werkzaamheden. Het betreft hier een reguliere loonvordering waarvoor een verjaringstermijn van vijf jaar geldt.

Tip!

Het is dus van belang als werkgever om wel een aanbod te doen, omdat het risico bestaat dat de werknemer, veelal als hij uit dienst is gegaan, alsnog met terugwerkende kracht het loon kan vorderen op basis van het aanbod dat had moeten worden gedaan.

Oproeptermijn

Een werkgever moet een werknemer uiterlijk minimaal vier dagen van tevoren schriftelijk of digitaal oproepen. In een toepasselijke cao kan deze termijn worden bekort tot minimaal 24 uur van tevoren. Trekt de werkgever het aanbod binnen genoemde termijn in, dan heeft de werknemer recht op loon over de ingetrokken uren. Het is dus van belang van tevoren duidelijk aan te geven hoelang de oproep zal duren: een paar uur, een dag, een week.

Voor mensen die in seizoensgebonden sectoren werken, kan een andere regeling gelden. Bij cao kan namelijk voor seizoensgebonden functies worden afgesproken dat er een verkorte oproeptermijn is of dat de onderbrekingstermijn – de termijn waarna een nieuwe reeks contracten begint te lopen – mag worden teruggebracht van zes naar minimaal drie maanden. Het moet bij dit laatste gaan om functies die als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar. Dit is dus afhankelijk van de cao waar jij als werkgever onder valt.

Let op!

De ketenregeling is verruimd naar maximaal 3 tijdelijke arbeidscontracten binnen 36 maanden. Bij een tussenpoos die langer duurt dan 6 maanden, ontstaat er bij weder indiensttreding een nieuwe keten. Tevens moet de werkgever uiterlijk 4 dagen voordat de werkzaamheden aanvangen, de oproep doen plaatsvinden. Als de werkgever de oproep binnen 4 dagen afzegt of de werktijden verandert, heeft de werknemer wel recht op loon over de uren waarvoor hij was opgeroepen.

Risico-inventarisatie & -evaluatie

Veel met name kleinere werkgevers beschikken niet over een RI&E. De Nederlandse Arbeidsinspectie (voorheen: Inspectie SZW) controleert bedrijven intensief op de aanwezigheid van een RI&E. Het ontbreken van een RI&E inclusief plan van aanpak kan leiden tot hoge boetes. Informatie over de RI&E is ook verkrijgbaar via de website: www.routenaarrie.nl. Ook wordt elk jaar een speciale week van de RI&E georganiseerd waarin aandacht wordt gevraagd voor het opstellen van een RI&E en daaraan gekoppeld een plan van aanpak. Zie voor meer informatie: www.weekvanderie.nl.

RI&E voor kleine werkgevers vrijgesteld van toetsing

Kleinere werkgevers met maximaal 25 werknemers hoeven hun risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) niet te laten toetsen. Deze vrijstelling geldt alleen als je gebruikmaakt van een erkend RI&E-instrument voor jouw branche. Grotere werkgevers moeten de RI&E altijd laten toetsen.

Voorwaarden erkende branche-RI&E

Erkende RI&E-instrumenten voor de verschillende branches moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moeten werkgevers en werknemers uit dezelfde branche het instrument in samenwerking hebben opgesteld. Het instrument moet ook getoetst zijn door een gecertificeerde arbokerndeskundige (bedrijfsarts, veiligheidskundige, arbeids- en organisatiekundige en arbeidshygiënist). Verder moet het instrument aangemeld zijn bij het Steunpunt RI&E en op de website (www.rie.nl) digitaal verkrijgbaar zijn.

Medezeggenschap heeft instemmingsrecht

De RI&E en het plan van aanpak moeten na de toetsing door de gecertificeerde arbokerndeskundige ook worden toegezonden aan de ondernemingsraad (or) of de personeelsvertegenwoordiging (pvt). Zij hebben instemmingsrecht. In de Arbowet is ook vastgelegd dat werknemers het recht hebben om de RI&E in te zien. Hoe meer werknemers op de hoogte zijn van de risico’s, hoe beter zij er rekening mee kunnen houden.

6.8 Verbod op rookruimtes

Tot en met 2021 mocht op het werk gerookt worden in een daarvoor bestemde rookruimte. Vanaf 1 januari 2022 geldt een verbod op rookruimtes in het bedrijfsleven. Ook bedrijfsvoertuigen zijn werkplekken.

Hierop wordt gehandhaafd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Wordt ergens gerookt waar dit niet mag, dan krijgt de werkgever hiervoor een boete voor de overtreding van het rookverbod. De boetebedragen variëren per overtreding van € 450 tot € 4500.

Een werkgever kan een werknemer ook ondersteunen bij het stoppen met roken. Vanaf 1 januari 2020 geldt er geen eigen risico wanneer werknemers gebruikmaken van programma’s die hen helpen te stoppen met roken. Daarvoor gelden de volgende drie voorwaarden:

  1. Deelname aan een ‘stoppen met roken’-programma moet lopen via een huisarts, verloskundige of bedrijfsarts
  2. De behandeling moet worden gecombineerd met een zogenoemd ‘gedragsprogramma’, waardoor de aanpak zowel steunt op medicatie als op gedragsverandering
  3. Het vervallen van het eigen risico geldt alleen voor medicijnen en methoden waarvan algemeen erkend is dat ze effectief zijn

9 Gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof

Vanaf augustus 2022 kunnen (beide) ouders negen weken gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof krijgen. Dit geldt voor het eerste levensjaar van het kind en komt boven op de al bestaande verlofregelingen voor ouders. De uitkering wordt door de werkgever aangevraagd bij het UWV.

Ook dga’s, alfahulpen en particuliere huishoudelijke hulpen kunnen vanaf 2 augustus 2022 gebruikmaken van het betaald ouderschapsverlof. Bij hen wordt vanwege het ontbreken van gegevens in de polisadministratie uitgegaan van het minimumloon.

De aanvraag kan alleen na opname van het verlof worden ingediend. Er kunnen maximaal drie verzoeken worden ingediend door de werkgever. De laatste aanvraag bij het UWV dient binnen drie maanden na de periode van een jaar waarbinnen recht op uitkering is gedaan te worden, dus binnen vijftien maanden na de geboorte of adoptie.

Op dit moment geldt dat ouders 26 weken ouderschapsverlof kunnen opnemen in de eerste acht levensjaren van hun kind. Dit is onbetaald, maar werkgevers en werknemers kunnen wel afwijkende afspraken maken in het bedrijf of in de sector.

Hoe is het per augustus 2022?
Vanaf augustus dit jaar is er sprake van gedeeltelijk doorbetaald ouderschapsverlof. Gedurende het eerste levensjaar van het kind kunnen de ouders negen weken doorbetaald ouderschapsverlof krijgen. Het gaat hier om een uitkering in het kader van de Wet arbeid en zorg (Wazo-uitkering) die via de werkgever wordt aangevraagd. Het ouderschapsverlof geldt ook als ouders vóór de invoering van de wet een kind hebben gekregen, mits dit kind jonger is dan een jaar. Ook moeten de ouders op dat moment werken (werknemer zijn) en nog niet het volledige recht (26 maal de arbeidsuur per week) op ouderschapsverlof hebben opgenomen. Het recht op betaald ouderschapsverlof geldt bij adoptie- of pleegkinderen gedurende het eerste jaar na opname van het kind in het gezin waarbij het kind jonger dan acht jaar moet zijn.

Gaat de werknemer uit dienst zonder dat hij het volledige betaalde ouderschapsverlof heeft opgenomen, dan behoudt hij het recht het verlof bij een nieuwe werkgever op te nemen. De voormalige werkgever moet dan een verklaring uitreiken waarop het restanttegoed vermeld staat.

De hoogte van het gedeeltelijk doorbetaald ouderschapsverlof bedraagt 70% van het dagloon.

Wetsvoorstel bedrijfsarts leidend bij RIV-toets

Het wetsvoorstel beoogt dat het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer voortaan leidend zal zijn bij de RIV-toets, ook wel poortwachtertoets genoemd, door het UWV.

De verzekeringsarts zal dit advies van de bedrijfsarts voortaan niet meer beoordelen. Zijn rol verandert dus ook. Dit zal voor meer zekerheid bij werkgevers moeten gaan leiden. De maatregel heeft als gevolg dat de RIV-toets slechts zal berusten op een arbeidsdeskundige beoordeling van het re-integratieverslag. De arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of werkgever en werknemer aan de re-integratieverplichtingen hebben voldaan en voldoende inspanningen hebben gepleegd die passen bij het advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer.

Let op!

Het wetsvoorstel moet nog steeds behandeld worden. Het is onduidelijk of en zo ja of dit wetsvoorstel tot wet verheven wordt.

De mogelijkheid voor werkgevers en werknemers om tijdens de 104-wekenperiode een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV blijft bestaan, net als de mogelijkheid voor de werknemer om een second opinion aan te vragen op kosten van de werkgever bij een andere, door de werkgever gecontracteerde bedrijfsarts. Een loonsanctie van het UWV opgelegd krijgen, is nog steeds mogelijk, echter zal dit niet meer gebaseerd zijn op basis van een medisch verschil van inzicht tussen de verzekeringsarts en de bedrijfsarts, een verandering waar veel werkgevers erg content mee zullen zijn.

Welke cao is op jouw bedrijf van toepassing?

In de praktijk komt het regelmatig voor dat ondernemingen hun bedrijfsactiviteiten wijzigen. Vaak wordt er vergeten dat wijzigingen invloed kunnen hebben op de toepasselijkheid van de cao. Pas je de juiste cao toe? Voorkom onaangename verrassingen.

Bij ondernemen hoort dat er soms wijzigingen plaatsvinden in de activiteiten van een onderneming. Dit geldt bij het afstoten of uitbreiden van bepaalde bedrijfsactiviteiten of het starten van nieuwe activiteiten, maar ook na bijvoorbeeld een overname. Let je dan op of je de juiste cao toepast. Het tijdig controleren van de werkingssfeerbepaling voorkomt vorderingen op basis van het toepassen van de verkeerde cao. Dit geldt ook als er een nieuwe cao wordt afgesloten.

Op welke activiteiten is de cao van toepassing?

Een vast onderdeel van iedere cao is een bepaling waarin is opgenomen op welke bedrijfsactiviteiten de cao van toepassing is. Deze bepaling wordt ook wel de ‘werkingssfeerbepaling’ genoemd. Zeker bij wijziging van de bedrijfsactiviteiten is het daarom van belang om te controleren of de cao eigenlijk nog wel van toepassing is

Tip!

Controleer de werkingssfeerbepaling ook als er in de branche een nieuwe cao wordt afgesloten. Het is mogelijk dat de werkingssfeer vanwege ontwikkelingen in de branche is aangepast. Dit geldt ook als je je bij een andere werkgeversorganisatie aansluit of als er cao’s worden samengevoegd.

Vorderingen

Als de werkingssfeer niet tijdig wordt gecontroleerd, wordt een werkgever meestal pas hiermee geconfronteerd als een werknemer, een sociaal fonds of een pensioenfonds zich meldt met een vordering, bijvoorbeeld omdat er een te laag loon is betaald of als er niet voldaan is aan de afdrachtverplichting op basis van de wel toepasselijke pensioenregeling.

Let op!

Vorderingen op basis van het toepassen van de verkeerde cao verjaren pas na vijf jaar, zodat deze flink kunnen oplopen.

Plan van aanpak

Om onaangename verrassingen te voorkomen, is het verstandig om na wijzigingen in jouw organisatie of bij aanvang van een nieuwe cao altijd de werkingssfeerbepaling van de door jou toegepaste cao erop na te slaan. Daarbij is het van belang kritisch te kijken naar de uren die er binnen jouw organisatie aan de verschillende bedrijfsactiviteiten worden besteed. Bij veel cao’s is dat een belangrijk criterium. Vooral pensioenfondsen en sociale fondsen maken daarnaast gebruik van de bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Zorg er dus voor dat deze overeenstemt met de daadwerkelijke activiteiten. Als het onduidelijk is of een cao wel of niet van toepassing is, is het verstandig een externe partij te vragen dit te onderzoeken.

Conflictsituatie

Het komt in de praktijk soms voor dat er twee cao’s van toepassing zijn op een onderneming. In dat geval bieden de cao’s soms zelf uitkomst door een bepaling daarin op te nemen over eventuele voorrang van de ene cao boven de andere. Vaak kunnen ook de werkgeversorganisaties die betrokken zijn bij de cao’s aangeven hoe er met deze situatie moet worden omgegaan.

Terugwerkende kracht juiste sectorindeling mogelijk

Betaalde een werkgever te veel premies omdat hij in een verkeerde sector was ingedeeld, dan was het niet mogelijk om ingedeeld te worden in de juiste sector. De Hoge Raad heeft daar een streep doorheen gezet en de mogelijkheid heropend naar een wijziging van de sectorindeling met terugwerkende kracht. De Belastingdienst heeft inmiddels het standpunt ingenomen dat alleen herzieningsverzoeken ingediend tussen 29 juni 2018 17.00 uur en 20 juni 2019 alsnog met terugwerkende kracht worden herzien. Deze data zijn echter niet door de Hoge Raad genoemd. Het is dus de vraag of een rechter dit standpunt zal volgen.

Werkgevers worden van rechtswege ingedeeld in een bepaalde sector op basis van hun activiteiten. De inhoudingsplichtige, ofwel de werkgever, kan met goede argumenten de Belastingdienst verzoeken tot aanpassing van de sectorindeling. Eerder was het echter niet mogelijk met terugwerkende kracht om een gewijzigde sectorindeling te verzoeken. Het belangrijkste argument hiervoor was het capaciteitsgebrek bij de Belastingdienst.

Te veel betaalde premies

Dit had tot gevolg dat als een inhoudingsplichtige te veel premie betaalde door een onjuiste sectorindeling, het niet mogelijk was om de te veel betaalde premies achteraf terug te vorderen. Er was echter geen sprake van een eerlijk speelveld, omdat het voor de Belastingdienst wel mogelijk was over te gaan tot aanpassing met terugwerkende kracht van de sectorindeling wanneer de onjuiste sectorindeling in een te lage premieafdracht resulteerde.

Beoordeling Hoge Raad

De Hoge Raad heeft dus geoordeeld dat dit een aantasting van het eigendomsrecht betreft die niet kan worden gerechtvaardigd door de aangevoerde redenen van capaciteitsgebrek. Het wettelijke systeem houdt in dat de sectoraansluiting van rechtswege plaatsvindt.

Herstellen

Dit betekent dat de belastinginspecteur foutieve sectorindelingen waar mogelijk moet herstellen. Ook moet hij de gevolgen van een onjuiste sectorindeling zo veel mogelijk ongedaan maken. Het genoemde risico dat mogelijk veel werkgevers een wijziging met terugwerkende kracht gaan aanvragen, vormt geen reden voor de eigendomsaantasting. Het feit dat een werkgever al eerder op de hoogte kon zijn van de onjuiste sectorindeling en dus op een eerder moment om wijziging van de sectorindeling had kunnen verzoeken, maakt dat niet anders.

Afwijkende regeling AOW’ers bijgesteld

De Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (in werking sinds 1 januari 2016) regelt een lichter arbeidsrechtelijk regime voor werkende AOW’ers. Het vorige kabinet heeft aangekondigd dat er een evaluatie van de wet zal plaatsvinden, waarna de loondoorbetaling bij ziekte voor AOW’ers van dertien weken mogelijk wordt verkort naar zes weken.

De wet is nu geëvalueerd; uit onderzoek blijkt geen aantoonbare verdringing op de arbeidsmarkt. Op grond hiervan heeft het vorige kabinet aangekondigd het overgangsrecht te beëindigen. De verwachting is dat dit niet eerder dan per 1 januari 2023 zijn beslag kan krijgen. Tot op heden is hierover echter nog geen uitsluitsel.

Door het vervallen van het overgangsrecht wordt de periode van dertien weken verkort naar zes weken voor:

  • de loondoorbetaling bij ziekte
  • het opzegverbod bij ziekte
  • de re-integratieplicht bij ontslag bij ziekte

Vraag no-riskpolis tijdig uit

De no-riskpolis is bedoeld om het aantrekkelijker te maken voor werkgevers om werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt als gevolg van fysieke/psychische beperkingen aan te nemen. Op het moment dat de werknemer op wie de no-riskpolis van toepassing is ziek wordt, heeft deze werknemer recht op een ZW-uitkering van het UWV, die regelmatig via de werkgever wordt uitbetaald. Komt de werknemer vervolgens in de WGA, dan komen de daarmee gepaarde uitkeringslasten ook niet voor rekening van de werkgever.

Het kan echter gebeuren dat de werkgever in het verleden de toepasselijkheid van de no-riskpolis niet na twee maanden dienstverband heeft uitgevraagd en er dus geen ZW-uitkering is toegekend. Dit zou betekenen dat de werkgever dan twee keer wordt benadeeld, enerzijds omdat hij geen ZW-uitkering heeft kunnen toepassen en anderzijds omdat de WGA-uitkering wel aan hem wordt toegerekend. In de jurisprudentie is herhaaldelijk bepaald dat het niet nodig is dat het recht op een ZW-uitkering daadwerkelijk is geclaimd. Het is voldoende dat het recht bestond. In de praktijk stelt het UWV met terugwerkende kracht een ‘fictief’ ZW-uitkeringsrecht vast. Deze fictieve ziekengeldclaim kan aantrekkelijk zijn voor de werkgever die eigenrisicodrager is, want dit betekent dat de werkgever de aansluitende WGA-uitkering niet zelf hoeft te betalen. Ook voor de publiek verzekerde werkgever kan dit aantrekkelijk zijn, omdat hij hiermee een verhoging van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas voorkomt.

In de Verzamelwet SZW 2022 is bepaald dat het met terugwerkende kracht toekennen van een fictief ZW-recht aan banden wordt gelegd. De ‘terugwerkende kracht’-termijn wordt gekoppeld aan een termijn van maximaal één jaar. Genoemde termijn van één jaar sluit aan bij de termijn voor het toekennen van het recht op Ziektewet als op een later moment pas aanspraak wordt gemaakt op de no-riskpolis. Is de termijn van één jaar verstreken waarna de Ziektewetuitkering niet meer tot uitbetaling kan komen, dan komen de Ziektewet- en WGA-lasten gewoon voor rekening en risico van de werkgever. Dit maakt het nog belangrijker om tijdig, dus na twee maanden dienstverband, de toepasselijkheid van de no-riskpolis bij de werknemer uit te vragen.

Het ziekmelden van werknemers met een no-riskpolis is overigens eenvoudiger geworden. In veel gevallen vervalt de onlinevragenlijst die een werknemer moet invullen bij ziekmelding. Sinds 24 september 2021 wordt een zieke werknemer mogelijk door het UWV gebeld. Alleen als uit dit telefoongesprek blijkt dat een gesprek met de verzekeringsarts nodig is, moet de werknemer nog een onlinevragenlijst invullen. In alle andere gevallen hoeft dit dus niet meer. Als het nodig is, kan het UWV de werknemer helpen bij het invullen van de vragenlijst.

Verrekening loonkostensubsidie bij ziekte is per 1 januari 2022 gewijzigd

Gemeenten kunnen het instrument loonkostensubsidie (lks) inzetten voor personen die niet in staat zijn het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen. Het gaat om personen voor wie de gemeente verantwoordelijk is hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Denk hierbij aan mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook aan de niet-uitkeringsgerechtigden (‘nuggers’).

Bij de toekenning van lks ontvangt de werknemer het wettelijk minimumloon voor de uren die hij werkt (of het cao-loon als dat hoger is). De werknemer ontvangt zo nodig een aanvullende uitkering van de gemeente, in het geval het aantal uren dat hij werkt te weinig is om op het sociaal minimum uit te komen. De werkgever krijgt lks ter hoogte van het verschil tussen het WML en de (lagere) loonwaarde van zijn werknemer.

Wijzigingen ziekmelding bij ontvangen loonkostensubsidie

Per 1 januari 2022 is de werkwijze rond ziekmelding en de verrekening van loonkostensubsidie bij ziekte gewijzigd. Hierdoor is het voor jou als werkgever eenvoudiger geworden om iemand met loonkostensubsidie in dienst te nemen. De nieuwe regels gelden bij aanvragen voor een Ziektewet- of een zwangerschaps- en bevallingsuitkering op of na 1 januari 2022.

Tot 1 januari 2022 moest een werkgever een werknemer voor wie hij loonkostensubsidie ontving bij ziekte bij twee loketten ziek- en betermelden: bij het UWV (vanwege de no-riskpolis) en bij de gemeente (vanwege het stopzetten en hervatten van de loonkostensubsidie). Dit systeem zorgde voor allerlei verrekeningen tussen gemeenten, het UWV en werkgevers vanwege de samenloop van de no-riskpolis en loonkostensubsidie. Dit is nu vereenvoudigd.

Loonkostensubsidie loopt door

Vanaf 1 januari 2022 loopt de loonkostensubsidie bij ziekte gewoon door. Gemeenten en uitvoerders hoeven achteraf geen loonkostensubsidie terug te vorderen. Het UWV past de no-risk Ziektewetuitkering aan op basis van de vastgestelde loonwaarde. Werkgevers hoeven iemand die met loonkostensubsidie werkt voortaan alleen bij het UWV ziek te melden en niet langer ook bij de gemeente.

Het UWV berekent de uitkering voor de betreffende werknemer door het uitkeringsbedrag met het loonwaardepercentage dat de gemeente aan het UWV doorgeeft te vermenigvuldigen. De uitkomst is de uitkering voor de werknemer. Het loonwaardepercentage is de arbeidsprestatie van een werknemer uitgedrukt in een percentage van de arbeidsprestatie van een gewone, vergelijkbare werknemer in die functie. De gemeente stelt het loonwaardepercentage vast. Dit is een percentage van het wettelijk minimumloon. De loonwaarde voor de berekening is minimaal 30%. Dit is wettelijk vastgelegd. Per 1 juli 2021 geldt er één uniforme systematiek voor de bepaling van de loonwaarde.

Wijzingen arbeidsrecht per 1 augustus

Als gevolg van de wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is een werkgever vermoedelijk per 1 augustus verplicht op een aantal punten meer zekerheid en duidelijkheid te verschaffen aan de werknemer. Tevens geldt er nog een aantal andere aandachtspunten die hieronder weergegeven zijn.

Scholing

Een studiekostenbeding voor bepaalde opleidingen is niet langer toegestaan. Dit is aan de orde als:

  • het scholing betreft voor een functie waarvoor de werknemer is aangenomen
  • de scholing verplicht is op grond van de wet of de cao

Is aan deze twee voorwaarden voldaan, dan moet de scholing kosteloos zijn, de studietijd moet als arbeidstijd worden aangemerkt en de scholing moet zoveel als mogelijk in de reguliere werktijd plaatsvinden. Denk bij een wettelijk verplichte opleiding aan een opleiding op grond van de Arbowet.

Wettelijke bepaling inzake nevenactiviteiten

In de wet zal een speciale bepaling worden opgenomen met betrekking tot nevenwerkzaamheden. In het kader van het recht op vrije arbeidskeuze mag de werkgever de werknemer niet verbieden buiten zijn werkrooster voor een andere werkgever te werken. Een verbod is alleen gerechtvaardigd als er objectieve redenen voor zijn aan te wijzen.

Onder objectieve redenen worden verstaan:

  • Gezondheid en veiligheid
  • Bescherming van vertrouwelijkheid en bedrijfsinformatie
  • Integriteit van overheidsdiensten
  • Vermijden van belangenconflicten

Er moet dus een objectieve reden zijn aan te voeren om een beroep te kunnen doen op het nevenwerkzaamhedenbeding. Dit geldt ook voor nevenwerkzaamheden die al vóór 1 augustus 2022 zijn overeengekomen. Genoemde objectieve redenen hoeven niet in de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen. Pas op het moment dat er een beroep wordt gedaan op het nevenactiviteitenbeding, moeten de objectieve redenen worden onderbouwd.

Informatieverplichting werkgever

Ter bescherming van de werknemer moet een werkgever verplicht na indiensttreding aan de werknemer een schriftelijke of elektronische opgave uit te reiken waarop onder andere de volgende zaken vermeld staan:

  1. Naam en woonplaats partijen
  2. De plaats(en) waar de werkzaamheden verricht worden, indien geen vaste werkplek dan de vermelding dat op wisselende plaatsen kan worden gewerkt
  3. De functie van de werknemer of de aard van zijn arbeid
  4. Het tijdstip van indiensttreding
  5. De duur van de arbeidsovereenkomst als deze is aangegaan voor een be­paalde tijd
  6. De aanspraak op vakantie of de wijze van berekening van de aanspraak alsmede de aanspraak op andere vormen van verlof
  7. De duur van door partijen in acht te nemen opzegtermijnen of de wijze van berekening van deze termijnen alsmede de procedure en vereisten voor opzegging voor werkgever en werknemer
  8. Het loon en de termijn van uitbetaling en indien afhankelijk van de te verrichten arbeid, de per dag aan te bieden arbeid, prijs per stuk en tijd gemoeid met de uitvoering alsmede het aanvangsbedrag van het loon, de afzonderlijke bestanddelen, wijze en frequentie van uitbetalen
  9. De gebruikelijke arbeidsduur
  10. De eventuele deelname van de werknemer aan een pensioenregeling
  11. Indien langer dan vier weken buiten Nederland werkzaam: de duur, huisvesting, sociale zekerheid, geldsoort van betaling, eventuele vergoedingen en wijze van terugkeer
  12. De eventuele toepasselijkheid van een cao op de arbeidsrelatie
  13. Of sprake is van een uitzendovereenkomst
  14. Of de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan
  15. Of sprake is van een oproepovereenkomst
  16. Indien sprake is van een uitzendovereenkomst de identiteit van de inlenende onderneming
  17. Duur en voorwaarden van de proeftijd
  18. Indien van toepassing het door de werkgever geboden recht op scholing
  19. Identiteit sociale zekerheidsinstellingen (in Nederland is dat UWV, behoudens eventuele aanvullende verzekeringen).

Voor wat betreft punt 9 dient een onderscheid gemaakt te worden in voorspelbare en onvoorspelbare arbeidsvoorwaarden. Bij voorspelbare arbeidsvoorwaarden moet het volgende worden aangegeven:

  • De normale dagelijkse/wekelijkse arbeidsduur
  • De regelingen voor arbeid buiten de normale arbeidsduur
  • Het loon voor werk buiten de normale arbeidsduur
  • Regelingen voor wisselingen van diensten

Betreft het onvoorspelbare arbeidsvoorwaarden dan moet de volgende informatie worden gegeven:

  • Beginsel dat werktijden variabel zijn
  • Aantal gewaarborgde betaalde uren
  • Loon voor arbeid boven gewaarborgde uren
  • Dagen en uren waarop de werknemer verplicht kan worden te werken
  • Termijnen voor de oproep van de arbeid

De verstrekking van de betreffende informatie dient plaats te vinden:

  • binnen één week voor de gegevens vermeld onder 1 t/m 5, 8, 9 en 17
  • binnen één maand voor de gegevens vermeld onder 6, 7, 10, 12 t/m 15, 18 en 19
  • voor vertrek voor de gegevens vermeld onder 11

Voor de informatie vermeld onder 6 t/m 9, 11 en 17 t/m 19 geldt dat volstaan kan worden met een verwijzing naar de cao indien in een toepasselijke cao hierover iets vermeld staat.

Aanpassing Wet flexibel werken

Een werknemer mag straks een werkgever verzoeken om een vorm van meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden. Denk aan de situatie dat een werknemer op wisselende uren werkt en daardoor een inkomen heeft dat steeds wijzigt. In die situatie kan de werknemer verzoeken om een meer voorspelbare invulling van de te werken uren. Een werknemer mag een dergelijk verzoek doen als hij op de gewenste ingangsdatum 26 weken in dienst is. Een werkgever met tien of meer werknemers moet binnen een maand schriftelijk en gemotiveerd beslissen op een dergelijk verzoek. Heeft hij minder dan tien werknemers dan moet hij binnen drie maanden schriftelijk en gemotiveerd beslissen. Beslist een werkgever niet tijdig op het verzoek, dan wordt de arbeid conform het verzoek van de werknemer aangepast.

NL leert door | gratis scholing

Het kabinet heeft ook in 2022 geld beschikbaar gemaakt voor omscholing en ontwikkeling van werkenden. Het kabinet wil werknemers ondersteunen in hun kansen op nieuw werk. Het is daarom mogelijk gratis online scholingsactiviteiten te volgen. Ook is het straks weer mogelijk een ontwikkeltraject te volgen.

Kosteloos online scholing

De loopbaan- of ontwikkeladviezen zijn onderdeel van het crisisprogramma ‘NL leert door’. Het doel van dit programma is om werkenden, zelfstandigen en werkzoekenden te helpen zich voor te bereiden op veranderingen op de arbeidsmarkt. Met ‘NL leert door’ financiert het kabinet niet alleen ontwikkeladviezen, maar ook kosteloze onlinescholing.

Eerder zijn er al 50.000 tot 80.000 trajecten beschikbaar gekomen. Eind 2021 kwamen hier nog eens circa 45.000 trajecten bij. Tot eind 2022 kan gebruikgemaakt worden van deze gratis (online) scholingstrajecten. Dit kan zonder tussenkomst van de sector of een werkgever. Kijk voor een overzicht van alle scholingsmogelijkheden op de site HoewerktNederland.nl.

Invoering STAP-budget

Per 1 maart 2022 is het STAP-budget, dat staat voor Stimulering ArbeidsParticipatie, ingevoerd als opvolger van de per 1 januari 2022 vervallen fiscale scholingsaftrek. Met het STAP-budget wordt iedereen tussen de 18 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt in staat gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. De ontwikkeling van een publiek leer- en ontwikkelbudget biedt mogelijkheden om een toekomstbestendige regeling neer te zetten, waarmee kan worden ingespeeld op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het STAP-budget maakt deel uit van de LLO-maatregelen (Leven Lang Ontwikkelen) van de overheid. De uitvoering van de regeling komt in handen van het UWV, dat een digitale portal hiervoor ontwikkelt.

Iemand die aanspraak wil maken op het STAP-budget kan dit alleen doen als andere mogelijkheden om de gewenste scholing te financieren niet aanwezig zijn. Het UWV kijkt hiervoor naar de criteria die bestaande opleidingen hanteren om subsidie te krijgen op soorten onderwijs. Veel jongeren onder de leeftijd van 30 jaar zullen vaak nog gebruik kunnen maken van studiefinanciering en daarom geen aanspraak kunnen maken op het STAP-budget.

Het STAP-budget kan door het individu worden aangevraagd voor het financieren van een scholingsactiviteit die hij of zij wil volgen. Het budget bedraagt maximaal € 1.000 per jaar. Er mag maar één aanvraag per jaar worden gedaan. Op dit moment is er geen STAP-budget meer beschikbaar. De volgende aanvraagperiode start op vrijdag 1 juli 2022.

De scholingsactiviteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen, worden opgenomen in een scholingsregister. De Dienst Uitvoering Onderwijs, beter bekend onder de naam ‘DUO’, zal als uitvoerder en technisch beheerder van het scholingsregister optreden. Er wordt uitgekeerd aan de opleider nadat betrokkene een STAP-aanmeldbewijs kan laten zien.

Betalingen aan derden per 2022 inclusief BSN

De wetgeving rond betalingen aan derden is vanaf 2022 veranderd. Naast gegevens die al moesten worden doorgegeven, moet voortaan ook het BSN-nummer van de ingehuurde derde aan de Belastingdienst worden doorgegeven.

Betaling aan derden

Bij betalingen aan derden gaat het om betalingen aan personen die:

  • niet bij de opdrachtgever in dienst zijn
  • geen ondernemer zijn
  • zelf geen factuur uitreiken met btw

Denk hierbij aan personen die lezingen op hun vakgebied houden en aan freelancers, zoals schoonmakers.

Gegevens doorgeven

De gegevens die moeten worden doorgegeven zijn:

  • de NAW-gegevens van de ingehuurde derde
  • de geboortedatum
  • het BSN-nummer
  • de uitgekeerde bedragen, inclusief kostenvergoedingen

Betalingen in 2022

De wijziging inzake betalingen aan derden gaat in per 2022, maar de in dat jaar uitgekeerde bedragen hoeven pas in de eerste maand van 2023 aan de Belastingdienst te worden doorgegeven. De uiterste inleverdatum is 31 januari 2023. Dit kan niet langer via het gegevensportaal van de Belastingdienst. Hoe dit digitaal moet worden aangeleverd, wordt nog bekendgemaakt.

Tot slot

Lees ook onze andere updates van de update lonenspecial:

Speciaal voor jou

UITGELICHT

Nieuwe RVU-regeling voor zware beroepen
De huidige regeling voor vervroegde uittreding (RVU) eindigt op 31 december 2025. Vanaf dat moment kan deze regeling niet meer worden toegepast. Er komt echter een nieuwe RVU-regeling die specifiek bedoeld is voor werknemers met zware beroepen die niet in staat zijn om door te werken tot de AOW-leeftijd.
Lees verder
arrow right
Duurzame inzetbaarheid/verzuim
Met duurzame inzetbaarheid en verzuimmanagement voorkom, beheers en dring je verzuim terug.
Lees verder
arrow right
Violet Kleverwal

Violet Kleverwal

Assistent-accountant

HRM-workshops GoesDeen/Heerhugowaard/Hoorn
Op dinsdag 9 april verzorgen wij de HRM-workshops waarin we actuele ontwikkelingen en nuttige tips delen rondom fiscaal optimaal belonen en het creëren van een gezonde en veilige werkomgeving.
Lees verder
arrow right