Voor Zzp'ers meer informatie over het wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, handhaving schijnzelfstandigheid, verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid, vrijwillig aansluiten bij een pensioenfonds en het opgeven van betalingen aan natuurlijke personen bij de Belastingdienst.
Met de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) wil het kabinet de balans in het werken met en als zelfstandige(n) herstellen. In oktober 2023 is het wetsvoorstel inzake de richtlijnen en maatregelen wanneer er als werknemer gewerkt wordt en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden ter internetconsultatie aangeboden.
Drie parallelle lijnen
Het wetsvoorstel VBAR is onderdeel van het al in april 2023 gepresenteerde arbeidsmarktpakket met samenhangende maatregelen voor meer zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers. Een onderdeel van het pakket is het herstellen van de balans in het werken met en als zelfstandige(n). Die hervorming wordt langs drie parallelle lijnen vormgegeven:
Doel wetsvoorstel
Het wetsvoorstel VBAR beoogt bij te dragen aan het herstellen van de balans tussen het werken met zelfstandigen en als zelfstandige(n) aan de ene kant, en het werken met en als werknemer(s) aan de andere kant. Het voorstel verduidelijkt wanneer er als werknemer gewerkt moet worden en wanneer er als zelfstandige gewerkt kan worden. Daarnaast worden werkenden met beperkte onderhandelingsmacht ondersteund bij het opeisen van hun arbeidsovereenkomst.
De maatregelen
Het wetsvoorstel VBAR bevat de volgende maatregelen:
Het wetsvoorstel geeft aan wanneer er wordt gewerkt onder gezag van een leidinggevende. Er worden in dat kader drie hoofdelementen geïntroduceerd om duidelijkheid te geven aan werkenden, werkgevers, opdrachtgevers, uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak:
Deze criteria moeten ervoor zorgen dat het beoordelen van arbeidsrelaties consistent is.
Dit voorstel introduceert het rechtsvermoeden dat bij een uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) een arbeidsovereenkomst bestaat. De werkgever dient het tegendeel aan te tonen.
Eenvoudig een arbeidsovereenkomst
Hierdoor moet het voor werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt eenvoudiger worden om bij de werkgever dan wel bij de rechter een arbeidsovereenkomst te claimen. Bijkomend voordeel is dat er een preventief effect uitgaat van het rechtsvermoeden, doordat bij werken tegen een lager tarief beter beoordeeld wordt of de klus door een zelfstandige gedaan kan worden of dat er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst.
Op de internetconsultaties zijn ruim 1.100 reacties binnengekomen die overwegend kritisch zijn. Het streven was om de wet in het eerste kwartaal 2025 te publiceren en met ingang van 2026 in te laten gaan. Inmiddels is duidelijk dat, gezien de vele reacties op de internetconsultatie, dat niet haalbaar is.
In het hoofdlijnenakkoord dat PVV, VVD, NSC en BBB op 16 mei 2024 sloten, is opgenomen dat de partijen meer zekerheid op de arbeidsmarkt nastreven, bijvoorbeeld door een zelfstandigenbeleid voor echte zelfstandige (zzp’ers), regulering van de uitzendsector en meer vaste contracten voor werknemers. Ook is in het hoofdlijnenakkoord opgenomen dat de wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voortgezet.
De Belastingdienst heeft nog steeds de ambitie om per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium arbeidsrelaties volledig op te heffen. Voor het opheffen van het handhavingsmoratorium wordt niet gewacht tot de wijziging van wetgeving op het terrein van het arbeidsrecht is ingevoerd.
Het vermoeden bestaat dat in te veel gevallen de inzet van zzp’ers niet in lijn is met wet- en regelgeving en dat sprake is van schijnzelfstandigheid. De beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst (werknemer) of een overeenkomst van opdracht (zzp’er) ligt in beginsel bij de opdrachtgever en de werkende. In de praktijk is dit een lastige beoordeling.
Handhaving arbeidsrelaties in 2024
Het handhavingsmoratorium betekent dat de Belastingdienst in 2024 bij constatering van een dienstbetrekking alleen correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en eventueel boetes oplegt bij kwaadwillendheid. In alle andere gevallen geeft de Belastingdienst alleen een aanwijzing, die je dan wel moet opvolgen.
Meestal krijg je drie maanden de tijd om de arbeidsrelatie als dienstbetrekking te verwerken in de loonaangifte. Je kunt ook kijken of je de arbeidsrelatie anders vorm kunt geven, zodat sprake is van werken buiten dienstbetrekking.
Aan de slag met de beoordeling van arbeidsrelaties
Met het opheffen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025, zal de Belastingdienst vanaf die datum bij een onjuiste kwalificatie van een arbeidsrelatie zich niet meer beperken tot het geven van een aanwijzing. De Belastingdienst kan vanaf die datum in alle gevallen weer correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. In voorkomende gevallen kan vanaf 1 januari 2025 ook een boete worden opgelegd.
Het is verstandig om aan de slag te gaan met de beoordeling van jouw verschillende arbeidsrelaties. Is er sprake van schijnzelfstandigheid binnen jouw onderneming of van overeenkomsten van opdracht bij het werken met zzp’ers?
Richtlijnen gevolgen voor omzetbelasting en inkomstenbelasting
De Belastingdienst heeft een memo gepubliceerd waarin richtlijnen zijn opgenomen voor medewerkers van de Belastingdienst over de verhouding tussen een aanwijzing in de loonbelasting en dat er sprake is van een dienstbetrekking, tot de omzetbelasting en inkomstenbelasting. Grofweg komen die richtlijnen op het volgende neer:
Het kabinet wil zelfstandigen straks verplicht verzekeren tegen inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid. Via een verplichte verzekering krijgen zelfstandigen dan een uitkering als ze door een langdurige ziekte niet meer in staat zijn het minimumloon te verdienen. Ze kunnen, onder voorwaarden, ook kiezen voor een private verzekering in plaats van de verplichte verzekering.
Onvoldoende verzekerd
Zelfstandigen zijn volgens het kabinet thans onvoldoende verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. De oorzaak is gelegen in de hoge kosten, maar ook kunnen zelfstandigen zich soms vanwege hun leeftijd of een medische aandoening niet verzekeren. De Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) moet straks ook zorgen voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling en tussen werknemers en zelfstandigen.
Kosten
De wet gaat straks gelden voor alle zelfstandigen die winst uit onderneming in de inkomstenbelasting genieten. Deze zelfstandigen moeten voor de verzekering straks een premie betalen waarvan de hoogte ongeveer 6,5% van hun winst zal bedragen. Op basis van het minimumloon in 2024, zal de maximumpremie ongeveer € 195 per maand bedragen. De premie is fiscaal aftrekbaar.
De verplichte verzekering gaat straks niet gelden voor dga’s. Ook mensen die inkomsten uit overig werk verdienen, dat geen winst uit onderneming vormt, vallen straks niet onder de verplichte verzekering.
Hoogte uitkering
Een zelfstandige krijgt, bij doorgang van de BAZ, een uitkering als hij/zij door ziekte niet meer het wettelijk minimumloon kan verdienen. In de nieuwe verzekering is de wachttijd bepaald op één jaar. Pas daarna krijgt men een uitkering die 70% van de winst vóór arbeidsongeschiktheid bedraagt, met een maximum van het minimumloon. De uitkering wordt maximaal verstrekt tot de AOW-leeftijd is bereikt.
Alternatief: zelf verzekeren
Zelfstandigen die de uitkering te laag vinden of zich liever zelf verzekeren mogen ook kiezen voor een private verzekering. Dit geldt uiteraard ook voor zelfstandigen die nu al een private verzekering hebben. De te betalen premie én de hoogte van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid dienen dan wel in ieder geval gelijk te zijn aan de bedragen volgens de nieuwe verplichte verzekering. Ook moet de uitkering lopen tot de AOW-leeftijd.
In de wet is voorzien in overgangsrecht voor reeds lopende verzekeringen.
Internetconsultatie
Het plan is nu opgenomen in een wetsvoorstel dat ter internetconsultatie ligt. Iedereen kan hierop van 11 juni tot en met 23 juli 2024 reageren. Daarna moet het al dan niet aangepaste wetsvoorstel nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen voordat het in kan gaan.
Zzp’ers kunnen zich mogelijk vrijwillig aansluiten bij een pensioenfonds. Dit is een van de afspraken die in de nieuwe Wet toekomst pensioenen staat.
Pensioenakkoord
In de Wet toekomst pensioenen (WTP) staan de afspraken uit het Pensioenakkoord. Met de inwerkingtreding van deze wet op 1 juli 2023 is voor zzp’ers ook de mogelijkheid geïntroduceerd om zich vrijwillig aan te sluiten bij een pensioenfonds.
Voorwaarden pensioenfonds
Het moet wel gaan om een pensioenfonds in de branche waarin de zzp’er werkt. Verder moet het pensioenfonds ook de mogelijkheid bieden tot vrijwillige aansluiting. Informeer daarom bij het pensioenfonds of deze mogelijkheid bij hen bestaat.
Voor 1 juli 2023 konden werknemers zich bij uitdiensttreding al, onder voorwaarden, vrijwillig aansluiten bij het pensioenfonds van hun ex-werkgever. Deze mogelijkheid bestaat nog steeds.
Aftrek in inkomstenbelasting
De zzp’ers die van deze mogelijkheid gebruikmaken, kunnen de aan het pensioenfonds betaalde premies aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting.
Het is goed om te weten dat het om een experiment gaat. Wordt het experiment niet voortgezet of omgezet in een definitieve regeling, dan kan de zzp’er het geld bij het pensioenfonds laten staan of opnemen en onderbrengen bij een bank of verzekeraar.
Verplichte pensioenregeling
Overigens geldt in bepaalde beroepsgroepen en bedrijfstakken voor ondernemers een verplichting om deel te nemen aan de pensioenregeling. Dit bestaat al langer en dus niet pas vanaf de inwerkingtreding van de WTP.
Die verplichting geldt voor ondernemers met een schildersbedrijf, stukadoorsbedrijf, glaszetbedrijf, afwerkingsbedrijf, afbouwbedrijf, natuursteenbedrijf of een terrazzo- of vloerenbedrijf. Verder geldt die verplichting voor ondernemers die het beroep uitoefenen van apotheker, fysiotherapeut, huisarts, verloskundige, medisch specialist, dierenarts, notaris of kandidaat-notaris, loods of roeier in het Rotterdamse Havengebied.
Betaal je in 2024 bedragen aan natuurlijke personen die niet bij jou in dienstbetrekking zijn of die een factuur zonder btw aan jou uitreiken? En ben je inhoudingsplichtige voor de loonheffingen? Dan moet je deze bedragen uiterlijk 31 januari 2025 aan de Belastingdienst doorgeven.
Opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden
Het verplicht doorgeven aan de Belastingdienst van aan natuurlijke personen betaalde bedragen wordt ook wel de opgaaf Uitbetaling bedragen aan derden, ofwel opgaaf UBD genoemd. Tot en met 2021 hoefde je deze opgaaf UBD alleen te doen als de Belastingdienst daarom vroeg.
Vanaf het jaar 2022 moet je dit echter verplicht uit eigen beweging doen. Deze verplichting geldt voor:
De verplichting om opgaaf UBD te doen, geldt niet voor een niet in Nederland wonende of gevestigde werkgever die in Nederland geen inhoudingsplichtige is.
Geen opgaaf UBD
De opgaaf UBD geldt voor betalingen aan natuurlijke personen voor door hen verrichte werkzaamheden en diensten. Bepaalde betalingen hoef je echter niet door te geven. Dit geldt bijvoorbeeld voor betalingen die jij doet aan een natuurlijke persoon die werknemer is bij jou of voor jou werkzaamheden verricht als vrijwilliger. Ook betalingen aan een natuurlijke persoon die daarvoor een factuur met btw heeft uitgereikt, zijn uitgezonderd van de opgaaf UBD.
Een ondernemer – een natuurlijke persoon – die btw-vrijgestelde werkzaamheden verricht voor jou, is niet uitgezonderd van jouw opgaaf UBD. Hoewel deze ondernemer misschien een factuur uitreikt, is op deze factuur geen btw vermeld. Hetzelfde geldt voor een natuurlijke persoon die de KOR toepast of de btw naar jou verlegt. Ook voor betalingen aan deze natuurlijke personen moet je een opgaaf UBD doen.
Welke gegevens?
Je doet de opgaaf UBD digitaal. Hierbij moet je de volgende gegevens opgeven:
Doe je een betaling in natura aan een natuurlijke persoon voor verrichte werkzaamheden of diensten? Dan moet je deze betaling in natura ook doorgeven.
Uiterlijk 31 januari 2025
De betalingen aan natuurlijke personen die je in 2024 doet, moet je uiterlijk 31 januari 2025 doorgeven aan de Belastingdienst. Ben je inhoudingsplichtige voor de loonheffingen of een collectieve beheersorganisatie, dan moet je dit uit eigen beweging doen. In alle andere gevallen hoef je dit alleen te doen als de Belastingdienst daarom vraagt.
Heb je vragen over dit nieuwsartikel? Neem gerust contact op met een van onze adviseurs. Wij helpen je graag. Bekijk ook de andere artikelen van onze lonenspecial.