Als je voor je eigen bv werkt, moet je jezelf een gebruikelijk loon toekennen. In 2025 is het normbedrag voor dit loon € 56.000. Het gebruikelijk loon kan ook hoger zijn, maar onder bepaalde omstandigheden is een lager gebruikelijk loon mogelijk. Wanneer is dit het geval en hoe kun je dit aantonen?
Een gebruikelijk loon geldt voor iedereen die een zogenaamd aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap én ook werkzaamheden verricht voor die vennootschap. Een dga die werkzaamheden voor zijn bv verricht is het bekendste voorbeeld.
Het gebruikelijk loon van een dga dient in 2025 te worden vastgesteld op het hoogste bedrag van:
Als de dga aannemelijk kan maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan het aldus berekende gebruikelijke loon, dan mag zijn gebruikelijk loon vastgesteld worden op het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Op die manier kan het gebruikelijk loon dus ook lager zijn dan het normbedrag van € 56.000.
Houd wel rekening met een discussie met de Belastingdienst over de vraag of het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking niet hoger moet zijn.
In bepaalde situaties mag het gebruikelijk loon nog lager vastgesteld worden. Zo mogen starters maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen als de continuïteit van de onderneming anders in gevaar komt. Een voorbeeld hiervan zagen we onlangs behandeld door de rechtbank Den Haag.
In de betreffende zaak ging het om een handelaar in sloopgoud die er ook een juwelierswinkel op na hield. Omdat het slecht ging met de zaken had de dga zich geen gebruikelijk loon toegekend. De inspecteur was het hiermee niet eens en legde een naheffingsaanslag loonheffing op waarbij was uitgegaan van het normbedrag van het gebruikelijk loon van destijds € 48.000 (2025: €56.000). Na bezwaar werd dit teruggebracht tot een naheffing over een loon van € 25.000.
De bv was van mening dat de slechte financiële situatie van de bv ertoe diende te leiden dat het gebruikelijk loon op nihil werd gesteld. Omdat de inspecteur het gebruikelijk loon al onder het wettelijk maximum had vastgesteld, diende de bv te bewijzen dat een nog lager gebruikelijk loon was toegestaan.
De rechtbank was met de bv van mening dat het gebruikelijk loon van € 25.000 dat door de inspecteur na bezwaar was vastgesteld, te hoog was. Om dit te kunnen betalen, zouden namelijk de liquiditeiten, voorraden en/of bedrijfsmiddelen moeten worden aangewend. Hierdoor zou de continuïteit van het bedrijf direct in gevaar komen. Uit de wetsgeschiedenis vloeide voort dat dit niet de bedoeling was. De rechtbank voegde hier nog aan toe dat een lager gebruikelijk loon er op termijn niet toe zou leiden dat minder inkomen uit de bv belast zou worden, maar alleen op een later moment.
Alles overwegende achtte de rechtbank een gebruikelijk loon van nihil echter te laag, waarna het uiteindelijk werd vastgesteld op € 7.500. Uit de feiten bleek namelijk dat er nog wel winstreserves beschikbaar waren waaruit dit bedrag aan gebruikelijk loon betaald kon worden.