16 oktober 2025

Eindejaarstips voor de bv en de dga 2025

Overweeg je dit jaar nog dividend uit te keren? Het tarief in box 2 verandert in 2026 niet, maar het kan toch interessant zijn om nog in 2025 actie te ondernemen. In dit artikel lees je wanneer dat voordelig kan zijn.

1. In 2025 nog dividend uitkeren?

Het tarief in box 2, waarmee onder meer inkomen uit dividend belast wordt, blijft in 2026 ongewijzigd. Het tarief bedraagt 24,5% over inkomsten tot € 67.804 (2025) en € 68.843 (2026). Boven de genoemde bedragen blijft het tarief van 31% van toepassing.

Heb je een fiscale partner, dan kun je het uitgekeerde dividend in de aangifte onderling verdelen. Je betaalt bij een 50/50-verdeling in 2025 dan 24,5% over de eerste € 135.608 aan inkomen in box 2 en over het meerdere 31%. In 2026 betaal je 24,5% over de eerste € 137.686 en over het meerdere 31%.

Tip!

Overweeg nog in 2025 dividend uit te keren tot een bedrag van € 67.804, respectievelijk € 135.608 en hiermee gebruik te maken van het lage tarief. Dit kan met name voordelig zijn als je van plan was in 2026 meer dividend op te nemen dan € 68.843 respectievelijk € 137.686.

Houd er daarbij rekening mee dat inkomen in box 2 vanaf 2025 ook medebepalend is voor de hoogte van de algemene heffingskorting. Het uitkeren van dividend kan dus minder heffingskorting opleveren.

Let op!

Dividenduitkeringen hebben ook effect op je box 3-vermogen en excessief lenen. Heb je als aanmerkelijkbelanghouder een schuld die meer bedraagt dan € 500.000, dan heb je namelijk tot 31 december 2025 de tijd om deze terug te brengen. Doe je niets, dan ben je in box 2 belasting verschuldigd over het bedrag boven de € 500.000. Overleg met je adviseur of het voordelig is om nu dividend uit te keren of dat het beter is om te wachten tot 2026. Of wellicht om later in één keer een hoger bedrag aan dividend uit te keren.

Let op!

Houd er verder rekening mee dat oppotten van winst in je bv sinds 2024 minder aantrekkelijk is. Bij de uiteindelijke verkoop van je bv betaal je dan immers al snel het tarief van 31%.

2. Speel in op verschil in tariefschijf

De eerste schijf van de vennootschapsbelasting kent een tarief van 19% en geldt voor een winst tot € 200.000. Valt de winst van je bv dit jaar lager uit dan € 200.000, dan kan het voordelig zijn om reserves te vormen en om kosten van je onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen en opbrengsten, indien mogelijk, in de tijd naar voren te halen.

Wat betreft reserves en kosten kun je bijvoorbeeld denken aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen, onderhoudswerkzaamheden vervroegen of aan vervroegd afschrijven. Schuiven met de winst kan met name voordelig zijn als je daarmee kunt voorkomen dat de winst in 2026 wel boven de € 200.000 uitkomt. Uiteraard moet door deze winstverschuiving de winst dit jaar niet alsnog boven de € 200.000 uitkomen, anders ben je het tariefvoordeel (deels) weer kwijt.

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkom je de betaling van belastingrente, terwijl je bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting 9% bedraagt.

Krijg je onverhoopt toch te maken met belastingrente op een (voorlopige) aanslag? Dan kun je meedoen aan de massaalbezwaarprocedure hiertegen. Rechtbank Groningen oordeelde dat het tarief van – destijds – 8% verlaagd diende te worden naar 4%. Je moet dan wel individueel bezwaar aantekenen, maar kunt vervolgens de uitkomst van de proefprocedure(s) afwachten. Je moet in actie komen binnen zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag, ook als het gaat om belastingrente op de voorlopige aanslag.

3. Houd je fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn je bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het verschil tussen het lage en het hoge tarief kan het verbreken van de fiscale eenheid nog steeds interessant zijn. Het tariefverschil bedraagt in 2026 immers 6,8%-punt (19% respectievelijk 25,8%) en heeft betrekking op de eerste € 200.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefopstapje benutten. Dit kan maximaal € 13.600 voordeel opleveren per aparte bv.

Let op!

Het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Als verbreking per 2026 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2026 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor je besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dien je wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.

4. Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Met betrekking tot je aanslag vennootschapsbelasting 2025 rekent de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 een rente van 9%. Voorkom belastingrente over 2025 en controleer of je voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van je bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is om een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

Overigens wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte. Dat geldt ook als een verzoek voor een voorlopige aanslag wordt ingediend binnen vier maanden na afloop van het boekjaar.

Tip!

Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkom je de belastingrente van 9% of, bij een teruggave, voorkom je dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

Let op!

Soms eindigt het boekjaar van een vennootschap al eerder dan op 31 december, bijvoorbeeld bij voeging in een fiscale eenheid. De start van de berekening van belastingrente ligt dan op zes maanden na einde van het boekjaar. Om belastingrente te voorkomen, moet je binnen vier maanden na het einde van het boekjaar een (aanvullende) voorlopige aanslag aanvragen. Dat moment kan dus al in 2025 liggen.

Let op!

Krijg je onverhoopt toch te maken met belastingrente op een (voorlopige) aanslag? Dan kun je meedoen aan de massaalbezwaarprocedure hiertegen. Je moet dan wel individueel bezwaar aantekenen, maar kunt vervolgens de uitkomst van de proefprocedure(s) afwachten. Je moet in actie komen binnen zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag, ook als het gaat om belastingrente op de voorlopige aanslag.

5. Optimaliseer je (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Als je investeert, heb je als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2025 bepaald op € 2.901. De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeer je in 2025 in totaal dus minstens voor € 2.901 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heb je in beginsel recht op de KIA. 

Tip!

Zit je dit jaar met je investeringen net onder de minimumgrens van € 2.901, dan kan het lonen een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2025 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.900 en € 70.602 (namelijk 28%). Tussen € 70.602 en €130.744 is de KIA een vast bedrag: € 19.769. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.

Dreig je in 2025 meer te investeren dan het maximum van € 392.230, overweeg dan je investeringen over meerdere jaren te splitsen. Zo levert een investering van bijvoorbeeld

€ 400.000 in 2025 geen KIA op. Splits je deze investering over 2025 en 2026 in twee keer € 200.000, dan hebben jullie beide jaren recht op een KIA van € 14.533.

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte vennootschapsbelasting 2025 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2025 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2025 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

Let op!

Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

Let op!

Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige die op de Milieulijst staan. Heb je deze nog niet in gebruik genomen, dan kun je toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat je in het jaar van investeren hebt betaald.

Heb je in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2021 en 2025) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruil je het in, dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.

Let op!

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

6. Vorm een herinvesteringsreserve (HIR) voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft je bv een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kun je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve (HIR). Voorwaarde is dat de bv een vervangingsvoornemen heeft en houdt. De bv kan de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht. Investeert je bv binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boek je de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Door de afboeking mag de boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel niet lager worden dan die van het verkochte bedrijfsmiddel. Het restant van de HIR kun je afboeken op een eventuele volgende investering die je binnen de herinvesteringstermijn doet. Investeert je bv niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in beginsel in de winst. De HIR valt echter niet in de winst als de aard van het aan te schaffen bedrijfsmiddel een langer tijdvak vereist of als de investering door bijzondere omstandigheden is vertraagd. In het laatste geval moet er aan de aanschaffing wel een begin van uitvoering zijn gegeven. Onthoud dat het in veel gevallen voordelig is om zo mogelijk een HIR te vormen.

Het vormen van een HIR is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over je winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat de jaarwinst van je bv € 200.000 bedraagt en je een HIR van € 100.000 kunt vormen. Hiermee bespaar je in 2025 € 100.000 x 19% Vpb = € 19.000. Koop je in 2026 een bedrijfsmiddel terug waarop je de HIR in de periode 2026 t/m 2030 afboekt en waardoor je ieder jaar € 20.000 minder kunt afschrijven, dan kost je dit over de periode 2026 t/m 2030 in totaal € 100.000 x 25,8% = € 25.800 extra aan belasting, ervan uitgaande dat je bv in de periode 2026 t/m 2030 over de extra winst vanwege de verminderde afschrijvingen een belastingtarief van 25,8% betaalt. Je nadeel bedraagt dan per saldo € 19.000 -/- € 25.800 = € 6.800.

Voor bedrijfsmiddelen die niet of in meer dan tien jaar worden afgeschreven, zoals vastgoed, geldt een extra voorwaarde. Daarbij moet het vervangende bedrijfsmiddel in de onderneming namelijk dezelfde bedrijfseconomische functie vervullen als het verkochte bedrijfsmiddel. Zo mag je een pand in eigen gebruik niet vervangen door een verhuurd pand en vice versa.

Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Je bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat je je hierover goed informeren en adviseren.

Tip!

Stel je als dga bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld je bv? Dan mag je als terbeschikkingsteller ook een HIR vormen.

7. Laat je HIR niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die je bv in 2022 gevormd heeft, moet nog vóór 31 december 2025 benut worden. Doet de bv dat niet, dan valt de HIR vrij en is de bv belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen je bv moet herinvesteren:

  1. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn.
  1. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zul je de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken. Een voorbeeld hiervan is de weigering van een gemeente om een bouwvergunning af te geven, waardoor de geplande investering moest worden uitgesteld.

Let op!

Vanwege het verschil in tarieven binnen de vennootschapsbelasting kan het verlopen van de HIR ook gunstig uitpakken. Bijvoorbeeld wanneer je nu over de vrijgevallen HIR slechts 19% belasting betaalt, terwijl je vanaf 2025 door hogere afschrijvingen 25,8% belasting bespaart. Neem dit mee in je overwegingen de HIR al dan niet te laten verlopen.

Let op!

De coronacrisis kan als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt worden. De Belastingdienst heeft toegezegd hiermee ruimhartig om te gaan. Heeft je bv de afgelopen jaren een HIR gevormd en is er een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat je bv, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en je bv de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kan afboeken. Op deze manier geniet je bv nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.

8. Maak bewuste keuze bij gemengde kosten

Als onderneming kun je een aantal kosten maar beperkt in aftrek brengen van de winst, omdat deze kosten voor een deel een privé-element bevatten. Dit betreft de kosten van voedsel, drank en genotmiddelen, representatiekosten (waaronder ook recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak vallen) en ten slotte kosten van congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke. Bovengenoemde kosten zijn voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting maar voor 73,5% aftrekbaar.

In plaats van dit percentage kun je er ook voor kiezen een vast bedrag niet ten laste van de winst te brengen. Dit bedrag bedraagt voor ondernemingen in de vennootschapsbelasting in 2025 € 5.700 of 0,4% van de loonsom als dit meer is dan € 5.700. Het bovenstaande leert dat het raadzaam is een bewuste keuze te maken.

Let op!

Voor de berekening van het vaste bedrag kun je vanaf 1 januari 2026 uitgaan van het fiscale loon waarop loonheffing is ingehouden. Dit vind je in de verzamelloonstaat. Je hoeft dan niet langer rekening te houden met posten die via de werkkostenregeling lopen. Het maakt de toepassing eenvoudiger, maar vergroot bovendien in bepaalde situaties de aftrekmogelijkheden voor jou als werkgever.

Tip!

Bereken eerst of het al dan niet voordeliger is voor het vaste bedrag te kiezen. Vergeet je een keuze te maken, dan gaat de Belastingdienst er automatisch van uit dat je kiest voor het vaste bedrag, ook als dit onvoordelig voor je is.

9. Ken jezelf een lager gebruikelijk loon toe

Als dga dien je je een gebruikelijk loon toe te kennen. Dit is minimaal het hoogste van de volgende drie bedragen:

  • 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
  • € 56.000 (2025).

Je kunt dit gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 56.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel. Om het loon lager dan € 56.000 vast te stellen, moet je aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 56.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon in beginsel minimaal € 56.000.

Ook het salaris van een eventuele mede-dga telt mee bij de bepaling van het hoogste loon van de overige werknemers. Wel is ook dan tegenbewijs mogelijk als het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is.

Uitzonderingen

Starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of als de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.

Let op!

In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van je bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen.

10. Verminder gebruikelijk loon met kostenvergoedingen en auto van de zaak

Kostenvergoedingen tellen, mits deze individualiseerbaar zijn, mee voor het gebruikelijk loon. Daardoor hoef je minder brutoloon toe te kennen. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kun je het brutoloon dus € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.

Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2025 minstens € 56.000 dient te bedragen, betaal je als dga minder belasting in box 1.

11. Bijtelling delen met je partner?

Werkt je partner mee in je bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met je partner. Je betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt je inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van je partner in schijf 1 (35,7%% in 2026), dan behaal je een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan je partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.

Let op!

Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat je partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé. Je verdeelt naar rato van het onderlinge gebruik.

12. Vraag tax credit aan voor box 2-verliezen

Een verlies in box 2 is verrekenbaar met positieve inkomsten in box 2 in het voorafgaande jaar of in de zes jaren na het verliesjaar. Bij beëindiging van het box 2-bezit met een verlies, zal doorgaans geen verliesverrekening mogelijk zijn. Op z’n vroegst over het tweede jaar waarin geen box 2-bezit meer bestaat, kan daarom op verzoek het box 2-verlies worden omgezet in een zogenaamde tax credit. Deze kan worden verrekend met de inkomstenbelasting die is verschuldigd in box 1.

In het verzoek kan worden aangegeven met de box 1-belasting van welk jaar de tax credit moet worden verrekend. Dat kan een jaar zijn waarover de aanslag nog niet is vastgesteld, maar het kan ook via een ambtshalve vermindering over een ouder jaar (maar niet ouder dan 5 jaar). Dit is van belang, omdat het box 2-tarief met ingang van 2024 is gewijzigd. Als verrekening vanaf 2024 plaatsvindt, bedraagt de tax credit 24,5%. Over eerdere jaren bedraagt deze nog 26,9%. Vraag de tax credit daarom tijdig aan.

Tip!

De tax credit wordt alleen optimaal benut als er voldoende inkomstenbelasting in box 1 is verschuldigd. Het is zonde als heffingskortingen daardoor verdwijnen. Het is eventueel ook mogelijk de tax credit deels aan te vragen en deels door te schuiven naar de toekomst.

13. Giftenaftrek in de bv tot € 100.000

In de vennootschapsbelasting bestaat een regeling voor giftenaftrek. Die bedraagt maximaal 50% van de winst tot een maximum van € 100.000.

In beginsel kan een gift door de bv gezien worden als behoeftebevrediging van de aandeelhouder(s) natuurlijke personen. Dit zou dan leiden tot een verkapte dividenduitkering, belast met dividendbelasting en inkomstenbelasting. Sinds 2025 worden giften boven het maximale aftrekbare bedrag belast met dividendbelasting en inkomstenbelasting bij de dga. Voor giften tot het maximale bedrag van € 100.000 is goedgekeurd dat dit niet leidt tot een verkapte dividenduitkering. Hierover is dus geen dividend- en inkomstenbelasting verschuldigd.

Tip!

Overweeg je een grote gift aan een ANBI te doen vanuit de bv boven het maximaal aftrekbare bedrag? Overweeg dan je gift te vervangen door een bedrag ten behoeve van sponsoring of voor het maken van reclame. Dergelijke uitgaven waar een tegenprestatie tegenover staat, zijn geen gift en daarom gewoon aftrekbaar van de winst.

14. Profiteer nog van de bedrijfsopvolgingsregelingen

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling in het aanmerkelijk belang (box 2 van de inkomstenbelasting) (DSR) zijn belangrijke faciliteiten bij het schenken of erven van een (familie)bedrijf. De BOR/DSR kent een forse vrijstelling of uitstel van te betalen belasting, op voorwaarde dat het bedrijf wordt voortgezet. Tevens zijn de BOR en DSR alleen van toepassing op ondernemingsvermogen en niet op beleggingsvermogen in de onderneming. De BOR en DSR worden in stappen aangepast, waarbij de laatste wijzigingen op 1 januari 2026 in werking treden. Deze wijzigingen zijn bedoeld om de regelingen beter te richten op echte ondernemingen en om constructies en misbruik tegen te gaan.

Wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregeling en doorschuifregeling per 2026:

  • Het begrip preferente aandelen is uitgebreid: aandelen met een wezenlijke voorrang op winst of liquidatieopbrengsten worden als preferent gezien. Ten aanzien van preferente aandelen gelden de BOR en de DSR deels niet (behoudens uitzonderingen).
  • De regelingen gelden nog uitsluitend voor gewone aandelen met een belang van minimaal 5%. Opties en winstbewijzen vallen buiten de regelingen (deze regeling staat nog niet definitief vast).
  • De regels rondom herstructureringen tijdens de bezits- en voortzettingstermijn worden versoepeld.
  • Voor schenkers wordt de bezitstermijn van vijf jaar verlengd. Is de schenker bij overdracht zes jaar (of meer) ouder dan de AOW-leeftijd? Dan telt elk extra jaar voor zes maanden extra bezitstermijn.
  • Voor erflaters wordt de bezitstermijn van één jaar verlengd. Is de erflater bij overlijden meer dan twee jaar ouder dan de AOW-leeftijd? Dan komt er per extra jaar zes maanden bij.
  • De (onbedoelde) dubbele BOR wordt beperkt: je mag de bedrijfsopvolgingsregeling nog slechts één keer toepassen op dezelfde ondernemingen. Schenken, terugkopen en opnieuw schenken is dus niet meer mogelijk.
  • Vanaf 2026 tellen ook schulden mee die horen bij het ter beschikking gestelde vastgoed. Hiermee wordt een eerdere omissie in de regeling hersteld.

Tip!

Overweeg je je bedrijf op korte termijn te schenken en wil je daarbij gebruikmaken van de BOR of DSR, neem dan contact op met een van onze adviseurs.

15. Betaal niet te veel energiebelasting

De Wet belastingen op milieugrondslag regelt verschillende milieubelastingen in Nederland, waaronder de energiebelasting, de afvalstoffenbelasting en de belasting op leidingwater. Daarin staan drie regelingen waarvoor geen energiebelasting wordt betaald voor de levering of het verbruik van elektriciteit of aardgas. Om gebruik te kunnen maken van deze regelingen, geldt dat je onderneming gekoppeld moet zijn aan een bepaald type industrieel proces én aan het soort bedrijf op basis van de SBI-code van de onderneming.

Per 6 september 2025 zijn de SBI-coderingen vernieuwd. Van belang is dat het bedrijf dat de regeling wil toepassen onder de juiste SBI-codering valt.

Voor elektriciteit en aardgas in metallurgische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 24 of 25. Voor aardgas in mineralogische processen gaat het om bedrijven met SBI-code 23. Binnen deze SBI-codes verandert inhoudelijk niets: bedrijven die gebruikmaken van de vrijstelling kunnen dit blijven doen.

Wel kan de overgang gevolgen hebben voor ondernemingen die bij de KVK al onder de nieuwe SBI-codes zijn ingedeeld, terwijl de wet nog verwijst naar de oude SBI-codering. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat die bedrijven alsnog de regeling kunnen toepassen.

Tip!

Controleer of je bij de KVK onder de juiste SBI-code staat vermeld, zodat je bedrijf niet ten onrechte energiebelasting betaalt voor elektriciteit of aardgas.

16. Nieuwe verplichtingen verenigingen en stichtingen

Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) kunnen vanaf 1 januari 2026 verplicht worden hun te publiceren gegevens digitaal aan te leveren door middel van een standaardformulier. Dit is nu alleen verplicht voor grote ANBI’s. Het aanleveren moet gebeuren bij een centraal digitaal punt dat wordt gefaciliteerd door de Belastingdienst. Deze gegevens worden toegankelijk voor het algemeen publiek. Wanneer de verplichting ingaat, wordt nog nader geregeld. Gestreefd wordt vanaf 2029. De oorzaak van deze late inwerkingtreding van de wetswijziging ligt in het in vergaande mate aanpassen van de automatisering van de Belastingdienst.

Daarnaast treedt per 1 januari 2026 ook de Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties (Wtmo) in werking. Dit betekent dat stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen op verzoek van bepaalde instituties (zoals de burgemeester of het Openbaar Ministerie) informatie moeten verstrekken over de herkomst, het doel en de omvang van donaties, zowel uit binnen- als buitenland. Doel van deze wet is het vergroten van transparantie en het voorkomen van misbruik van maatschappelijke organisaties voor ondermijnende activiteiten. Deze wet verplicht ook alle stichtingen om jaarlijks hun staat van baten en lasten te deponeren bij de KVK.

Tip!

Zorg ervoor dat je stichting vanaf 2026 de staat van baten en lasten deponeert bij de KVK. Bereid je ook voor op de aanstaande informatieplicht inzake donaties.

17. Afschaffen heffing op plastic wegwerpverpakkingen

Momenteel geldt een heffing op plastic bekers en wegwerpbakjes. Deze heffing wordt per 1 januari 2026 afgeschaft. De Inspectie Leefomgeving en Transport ziet inmiddels niet meer toe op de handhaving van deze regel. Wel blijft voor ondernemers de plicht bestaan om duurzame alternatieven voor plastic wegwerpverpakkingen aan te bieden of klanten aan te sporen zelf herbruikbare verpakkingen te gebruiken.

Speciaal voor jou

UITGELICHT

Eindejaarstips voor de automobilist 2025
In dit artikel gaan we in op de fiscale veranderingen voor zakelijke auto's. Vanaf 2027 geldt 12% extra belasting op fossiele auto's van de zaak bij privégebruik. Ook vervallen kortingen op bijtelling en mrb voor elektrische auto's. Verder vind je tips over leasecontracten, laadkosten en wijzigingen voor bestel- en kampeerauto’s.
Lees verder
arrow right
Eindejaarstips voor ondernemers in de inkomstenbelasting 2025
Als ondernemer in de inkomstenbelasting kun je met slimme keuzes invloed uitoefenen op je winst en belastingdruk. In deze tips lees je hoe je je winst beoordeelt, optimaal gebruikmaakt van investeringsaftrekken en rekening houdt met heffingskortingen en tarieven. Door tijdig te sturen op je resultaten en investeringen, kun je belastingvoordelen benutten en verrassingen bij de aangifte voorkomen.
Lees verder
arrow right
Eindejaarstips inzake de btw 2025
Hoe kun je nu al slim inspelen op wijzigingen die vanaf 2026 gaan gelden? In dit nieuwsartikel geven wij jou als ondernemer praktische eindejaarstips inzake de btw.
Lees verder
arrow right