Als gevolg van de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) krijgen verenigingen en stichtingen te maken met extra regels vanaf 1 juli.
De WBTR is bedoeld om wanbestuur binnen verenigingen en stichtingen zoveel mogelijk te voorkomen. Met de WBTR wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regels die al gelden voor besturen van nv’s en bv’s. Overigens bevat de WBTR ook een aantal aanpassingen voor de nv en bv, maar daar gaan wij hier aan voorbij.
De bestaande aansprakelijkheid van bestuurders wordt in de WBTR uitgebreid. De aansprakelijkheid wordt uitgebreid met aansprakelijkheid bij faillissement als er sprake is van ernstig verzuim.
Eén van de zaken die in de WBTR geregeld wordt, is het voorkomen van tegenstrijdige belangen. Daarom is in de nieuwe wet bepaald dat een bestuurder van een vereniging of stichting niet mag deelnemen aan vergaderingen over een bepaald onderwerp als hij ook een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vereniging of stichting. Ook mag hij in die gevallen niet deelnemen aan de besluitvorming.
In de WBTR kan een bestuurder nooit meer stemmen uitbrengen dan de rest van het bestuur samen. Een bestaande afwijkende statutaire regeling is geldig tot 1 juli 2026 of tot de eerstvolgende statutenwijziging, als dit eerder is.
Als in een vereniging of stichting met een klein bestuur geen van de bestuursleden nog in functie is of afwezig, kunnen formeel geen besluiten meer worden genomen. Volgens de WBTR dienen dan de statuten te bepalen hoe besluiten dan toch genomen kunnen worden, bijvoorbeeld via een commissie.