Vanaf 2024 heeft de 30%-regeling een verandering ondergaan. Deze aanpassing betekent dat het niet meer mogelijk is om gedurende 60 maanden 30% van het salaris belastingvrij te ontvangen. In plaats daarvan geldt nu dat gedurende 20 maanden 30% wordt toegepast, gevolgd door 20 maanden met 20%, en ten slotte 20 maanden met 10%. De Belastingdienst heeft richtlijnen gegeven over hoe deze korting moet worden toegepast in bepaalde specifieke situaties.
De 30%-regeling komt er in het kort op neer dat je buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid een percentage van het salaris netto mag uitbetalen als kostenvergoeding. Het gebruik van de regeling is optioneel. Je mag er dus ook voor kiezen de daadwerkelijke extra kosten van de werknemer belastingvrij te vergoeden, als dit mogelijk is op basis van de bestaande regelgeving. Je moet deze extra kosten dan wel aannemelijk kunnen maken. Bij gebruik van de 30%-regeling hoeft dit niet.
De Belastingdienst heeft als eerste verduidelijkt dat een wisseling van percentage tijdens het loontijdvak betekent dat de verschillende percentages op het corresponderende deel van het loon moeten worden toegerekend. Is het loon niet specifiek toe te rekenen, dan moet dit zo goed mogelijk gebeuren.
Ook is aangegeven hoe de nieuwe regeling uitwerkt wanneer de werknemer van werkgever wisselt. Daarbij is van belang of tussen het aanvaarden van een nieuwe baan een periode zit van minstens drie maanden. Is dit niet het geval, dan kan de nieuwe werkgever de 30%-regeling toepassen met aftrek van de maanden die al bij de vorige werkgever zijn gewerkt. Die maanden moeten dan ‘aan de voorkant’ worden verrekend, ofwel de maanden met 30% gaan het eerst verloren, daarna die met 20% en tenslotte die met 10%.
Verlaat de werknemer Nederland en voldoet hij (meer dan drie maanden later) opnieuw aan de voorwaarden voor ingekomen werknemer, dan moet ‘aan de achterkant’ worden verrekend en gaan de maanden met het laagste percentage dus het eerst verloren.
Tenslotte wordt ook ingegaan op de situatie dat een werknemer geen recht heeft op de korting gedurende de maximale looptijd van 60 maanden. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de regeling niet binnen vier maanden na aanvang van de dienstbetrekking is aangevraagd. Aangegeven wordt dat in dergelijke situaties de maximale periode eerst bekort wordt met het lage percentage van 10, daarna met dat van 20.