Gedurende de coronacrisis was het voor werkgevers mogelijk om, bij een bepaalde omzetdaling, een tegemoetkoming in de loonkosten te ontvangen, bekend als de NOW-regeling. Aanvankelijk werd de NOW verstrekt als voorschot en later definitief vastgesteld. De rechtbank Amsterdam benadrukt echter dat bij deze definitieve vaststelling een belangenafweging dient plaats te vinden.
De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voorzag werkgevers tijdens de coronacrisis van een subsidie in de loonkosten bij een substantiële omzetdaling. De loonkosten tijdens de subsidieperiode waren bepalend voor de hoogte van de subsidie. Waren de loonkosten op een latere peildatum echter lager, dan werd de subsidie ook verminderd. Op deze manier wilde de overheid voorkomen dat personeel ontslagen zou worden bij een dalende omzet.
In bovengenoemde zaak was de loonsom op de peildatum van een horeca-onderneemster foutief vastgesteld door het administratiekantoor dat de loonaangiftes verzorgde. De fout werd na de peildatum hersteld. Toch werd de definitieve NOW-subsidie vastgesteld op basis van de foute loonsom op de peildatum. De ondernemer moest van de meer dan € 9.000 subsidie ruim € 8.000 terugbetalen.
De rechter vindt dit niet terecht en vindt dat er bij het terugvorderen van de subsidie een belangenafweging gemaakt had moeten worden. Daarbij is van belang dat er in strijd met de wet weliswaar te veel subsidie is verstrekt, maar dat in dit geval de wet onevenredig uitpakt.
Zo is er geen sprake van fraude, is de loonsom in de subsidieperiode niet gedaald maar gelijk gebleven en is de fout veroorzaakt door een derde. De rechtbank acht het nadeel voor de ondernemer onevenredig en draagt de minister dan ook op opnieuw in deze zaak te beslissen, met inachtneming van de uitspraak.