Het aandeel in de reserves van een Vereniging van Eigenaren (VvE) moet voor box 3 gewaardeerd worden tegen het rendement op spaar- en banktegoeden. Daarnaast moet voor de leegwaarderatio worden uitgegaan van de kale huur.
Dit is de uitkomst van een zaak die speelde bij het Hof Arnhem-Leeuwarden in het kader van het rechtsherstel voor box 3. In het kader van dit rechtsherstel moet worden aangesloten bij de werkelijke verdeling van vermogen in spaar- en banktegoeden, beleggingen en schulden. Voor het bieden van rechtsherstel is voor iedere categorie een forfaitair rendement bepaald.
Bezitters van een appartement zijn automatisch lid van een VvE van het betreffende appartementencomplex. Een VvE int van iedere bezitter van een appartement een bedrag om gezamenlijke uitgaven te bekostigen, zoals onderhoud van de lift. Iedere lid van de VvE moet zijn aandeel in de reserves van de VvE opgeven als bezitting in box 3. Voor de bepaling van het rechtsherstel moet deze bezitting volgens het Hof dus worden aangemerkt als spaar- en banktegoed.
Dit betekent dat dus uitgegaan kan worden van het geringe forfaitaire rendement op spaar- en banktegoeden.
De waardering van een verhuurde woning in box 3 geschiedt op basis van de WOZ-waarde, gecorrigeerd voor de verhuurde staat. De omvang van de correctie is afhankelijk van de huuropbrengst. Hoe hoger deze is, hoe geringer de correctie. Volgens het Hof moet voor deze berekening worden uitgegaan van de kale huur.