Heb je personeel in dienst dat een opleiding volgt? Dan kun je misschien gebruikmaken van de subsidieregeling Praktijkleren. Ook is er, onder bepaalde voorwaarden, een financiële bijdrage mogelijk vanuit het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds van jouw branche. Daarnaast zijn er verschillende andere subsidies, zoals de SLIM-subsidie en regionale regelingen. In dit artikel worden deze mogelijkheden toegelicht.
De subsidieregeling Praktijkleren is bedoeld om werkgevers te stimuleren praktijkleerplaatsen aan te bieden. Je ontvangt een tegemoetkoming voor de kosten die je als werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling of student. Ook kun je een tegemoetkoming krijgen voor de loon- en begeleidingskosten voor een promovendus of een technologisch ontwerper in opleiding (toio).
De subsidieregeling richt zich vooral op:
De Subsidieregeling Praktijkleren loopt vooralsnog door tot en met het studiejaar 2027-2028. Je kunt dus tot en met het studiejaar 2027-2028 nog gebruikmaken van de subsidie.
Je komt niet voor elke leerling die bij je werkt voor subsidie in aanmerking. De regeling geldt voor de volgende doelgroepen:
Voor praktijkleerplaatsen van mbo-studenten die een opleiding volgen die bijdraagt aan klimaat- en energietransitie komt voor het studiejaar 2025/2026 extra subsidie beschikbaar van maximaal € 500 per praktijkleerplaats. De opleidingen die in aanmerking komen voor deze subsidie zijn opgenomen in bijlage 4 van de subsidieregeling praktijkleren. Aanvragen van deze subsidie wordt onderdeel van het reguliere aanvraagproces van de subsidieregeling praktijkleren.
Voor studenten aan de beroepsopleidende leerweg (bol) aan EVC-trajecten en specifieke maatwerktrajecten (geen mbo bbl-opleidingen) kom je niet in aanmerking voor subsidie. Hetzelfde geldt voor afstudeerstages.
Sommige buitenlandse opleidingen komen ook in aanmerking voor subsidie als deze vergelijkbaar zijn met een Nederlandse opleiding voor mbo (bbl) of hbo (duaal/deeltijd in de sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij of Landbouw en Natuurlijke omgeving). Je dient dan wel in het bezit te zijn van een verklaring dat de buitenlandse opleiding vergelijkbaar is. Deze verklaring kun je aanvragen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
De subsidie wordt, met uitzondering van promovendi en toio’s, toegekend per gerealiseerde praktijkleerplaats.
Elke week waarin begeleiding is gegeven, telt mee. Het maakt hierbij niet uit op hoeveel dagen in die week begeleiding is gegeven. Een week waarin geen begeleiding is gegeven, bijvoorbeeld door ziekte of vakantie, telt niet mee als gerealiseerde praktijkleerplaats. Het subsidiebedrag wordt dan naar rato verlaagd.
Je kunt ook subsidie aanvragen als je minder dan 40 of 42 weken begeleiding hebt gegeven. De subsidie bedraagt dan echter niet maximaal € 2.700 maar wordt pro rata verminderd. Zo bedraagt de maximale subsidie bij hbo bij 21 weken begeleiding € 1.350 (50% van € 2.700).
De hoogte van de subsidie voor een promovendus is afhankelijk van het aantal maanden (maximaal 12) maal de arbeidsduur per week (maximaal 36) waarin de werkgever de loonkosten betaalt. Verricht een promovendus bijvoorbeeld 6 maanden onderzoek gedurende 18 uur per week, dan bedraagt de maximale subsidie € 675 (6/12 * 18/36 * € 2.700). Voor de toio is de hoogte van de subsidie afhankelijk van het aantal maanden (per studiejaar) waarin aan de ontwerpopdracht is gewerkt maal het aantal arbeidsuren per week met een maximum van 36 uur per week.
Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet je een erkend leerbedrijf zijn voor vmbo’ers/ mbo’ers, bepaalde leerlingen uit het VSO/PRO en leerlingen uit de entreeopleiding vmbo. Als het gaat om hbo’ers, promovendi en toio’s, moet je door een onderwijsinstelling zijn aangemerkt als een onderneming die een goede begeleiding geeft. Daarnaast moet je voldoen aan de volgende voorwaarden:
Voor het vmbo en mbo, de entreeopleiding vmbo en PRO/VSO gelden nog de volgende aanvullende voorwaarden:
Niveau | Voorwaarden |
vmbo 3e en 4e leerjaar | - Buitenschools praktijkgedeelte met minimaal 640 klokuren en maximaal 1280 klokuren per studiejaar dat loopt van 3 augustus tot en met 31 juli |
mbo-bbl | - Minimaal 200 begeleide onderwijsuren per studiejaar door de onderwijsinstelling- praktijkgedeelte minimaal 610 klokuren per studiejaar lopend van 1 augustus tot en met 31 juli. - Opleiding gericht op volledig diploma en opgenomen in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) |
entreeopleiding vmbo | - Het praktijkgedeelte bedraagt minimaal 610 klokuren per studiejaar |
PRO/VSO | - Het praktijkgedeelte bedraagt minimaal 640 klokuren en maximaal 1.280 klokuren per schooljaar. - Minimaal één dag per week binnenschools onderwijs - Maximaal vier stagedagen per week - Duur van de stage is maximaal 50% van de uren dat onderwijs wordt verzorgd |
Hbo | - Opleiding gericht op volledig diploma en opgenomen in Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) - Het praktijkdeel is een verplicht onderdeel van de opleiding |
Voor alle leerlingen en studenten geldt dat zij moeten zijn ingeschreven voor de opleiding in het Register Onderwijs Deelnemers (ROD) van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Bovendien wordt de subsidie alleen verstrekt gedurende de nominale duur van de opleiding.
Om in aanmerking te komen voor de subsidie, moet je de volgende gegevens in je administratie vastleggen:
Omdat de subsidie afhankelijk is van het aantal subsidieaanvragen en het beschikbare budget, is de hoogte van de subsidie voor het studiejaar 2024/2025 nog niet zeker. De verdeling van de beschikbare subsidie vindt jaarlijks plaats na afloop van het studiejaar over alle werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend én voldoen aan de eisen voor de subsidie. Het subsidiebedrag is gemaximeerd op € 2.700 per praktijkleerplaats als de leerling of student het gehele jaar bij je gewerkt heeft.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert de regeling uit. De subsidie geldt per studiejaar. Je vraagt de subsidie na afloop van de begeleiding aan. Voor het studiejaar 2024/2025 kun je de subsidie vanaf 2 juni 2025 09:00 tot en met uiterlijk 17 september 2025 (uiterlijk 17.00 uur) aanvragen. Aanvragen die later door RVO.nl worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor subsidie.
Vanaf 2025 moet je de subsidie aanvragen via het nieuwe aanvraagportaal van het RVO. Verzorg je niet zelf de aanvraag, zorg dan dat degene die dat voor je doet op tijd over de daarvoor benodigde ketenmachtiging beschikt.
Om de aanvraag te kunnen doen, heb je eHerkenning (minimaal niveau 3 met machtiging RVO-diensten) nodig. Voorkom dat je te laat beschikt over eHerkenning en vraag deze indien nodig tijdig aan.
RVO.nl kan nog tot vijf jaar na het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt controles uitvoeren. Je hebt dan ook de plicht om alle relevante documenten te bewaren tot vijf jaar na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie is verstrekt
Ook in 2025 kun je weer van maandag 3 november 2025 9.00 uur tot en met vrijdag 28 november 2025 (17.00 uur) subsidie aanvragen voor de regeling praktijkleren in de derde leerweg. De subsidieregeling is alleen beschikbaar voor praktijkplaatsen voor mbo-studenten in de derde leerweg (overig onderwijs (ovo) of overige opleidingen deeltijd (odt)) die werkzoekenden zijn of betaalde arbeid verrichten. De student moet voor de aanvraagperiode zijn ingeschreven voor de opleiding in het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) van Dienst Uitvoering Onderwijs
Voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl) kom je niet in aanmerking voor deze subsidie. Verder kom je voor werkenden niet in aanmerking als de opleiding gestart is voor 1 augustus 2023.
Je kunt de subsidie aanvragen binnen een jaar na afloop van de praktijkleerplaats. Als erkend leerbedrijf kun je de subsidie voor maximaal 40 weken krijgen. Realiseer je voor deze duur een praktijkplaats, dan bedraagt de subsidie maximaal € 2.700. Zijn er meer aanvragen dan beschikbaar budget, dan wordt dit verdeeld over de aanvragers en kan de subsidie dus minder dan € 2.700 bedragen. De regeling loopt in ieder geval nog in 2024 en 2025.
Het is niet mogelijk om subsidie praktijkleren in de derde leerweg te krijgen als voor dezelfde praktijkplaats ook subsidie is of wordt verleend op basis van titel 3.20 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (omscholing naar ICT- en techniek-kansrijke beroepen). Het combineren met andere regelingen is wel mogelijk.
Kinderopvangorganisaties kunnen in 2025 van 3 november 2025 09.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats van groepshulpen. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen en is aan te vragen bij RVO.nl. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.
De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.
De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste 12 maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan de opleid mbo-bbl of mbo-derde leerweg (OVO/ODT) op niveau 1 en 2, gericht op het behalen van een praktijkverklaring, mbo-certificaat of diploma. Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp ook subsidie heeft gekregen via de Subsidieregeling Praktijkleren of Praktijkleren in de derde leerweg.
De subsidie is ook in 2026 beschikbaar.
Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen kunnen financieel bijdragen aan de scholing van werknemers in hun branche. Deze fondsen worden meestal in het leven geroepen door de werkgevers- en werknemersorganisaties in een bepaalde branche en worden gevuld met bijdragen van aangesloten bedrijven. Afspraken hierover worden gemaakt in bijvoorbeeld cao’s. Alle O&O-fondsen hebben loopbaanadviseurs in dienst die kunnen helpen bij scholings- en opleidingstrajecten voor je werknemers. Sommige O&O-fondsen bieden ook zelf cursussen aan of ontwikkelen scholingsprojecten voor de branche. Wil je een financiële bijdrage van het O&O-fonds ontvangen, neem dan contact op met je brancheorganisatie, want de exacte mogelijkheden en voorwaarden verschillen per sector.
Bekijk hier een overzicht van alle erkende O&O-fondsen.
Sinds maart 2020 is er een subsidie voor werkgevers voor het verder laten ontwikkelen van werknemers in het mkb.
Slim-subsidie is mogelijk voor:
a. de doorlichting van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan gericht op het inzichtelijk maken van de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming;
b. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming, of in geval van een samenwerkingsverband werkenden in andere mkb-ondernemingen;
c. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een L&O-methode.
De SLIM-subsidie wordt verlengd tot en met 2029 en kent in 2025 twee regelingen: voor individuele mkb-ondernemingen en voor samenwerkingsverbanden in het mkb.
Zowel kleine als middelgrote ondernemingen kunnen een beroep doen op deze regeling. Het subsidiepercentage voor kleine mkb-ondernemingen bedraagt vanaf 2025 60%, net als voor andere ondernemingen. Dit betekent dat zij niet meer tot 80% (zoals in 2024), maar tot 60% van de subsidiabele kosten als SLIM-subsidie kunnen ontvangen vanaf 2025.
Per aanvraag kan maximaal € 25.000 subsidie worden aangevraagd. Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000.
Voor SLIM-subsidies tot € 25.000 hoeft vanaf 2025 achteraf geen verzoek tot vaststelling meer te worden ingediend. Deze subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. Ook de verplichtingen tot het maken van een evaluatieverslag en het bijhouden van een administratie vervallen. Wat blijft, is dat vooraf 50% van het subsidiebedrag als voorschot wordt betaald.
Voor de SLIM-regeling voor mkb-ondernemingen zijn in 2025 twee aanvraagtijdvakken: (reeds verlopen) van 3 maart 2025 9.00 uur tot en met 31 maart 2025 17.00 uur én van 1 september 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur. Voor mkb-ondernemingen was in 2025 in het eerste aanvraagtijdvak € 12,5 miljoen budget beschikbaar en voor het tweede aanvraagtijdvak is € 12,5 miljoen beschikbaar.
Vanaf 2025 is de SLIM-subsidie van maximaal € 2.700 voor een praktijkleerplaats voor een beroepsopleiding of in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf vervallen.
Het subsidiepercentage van de SLIM-subsidie voor samenwerkingsverbanden in het mkb bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. Per aanvraag kan maximaal € 500.000 subsidie worden aangevraagd (maximaal € 200.000 per samenwerkingspartner). Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenvervoer over de weg € 100.000. De subsidiabele kosten moeten minimaal € 210.000 bedragen.
Vanaf 2025 kunnen ook samenwerkingsverbanden een voorschot krijgen van 25% van het verleende subsidiebedrag. Als het initiatief langer dan 12 maanden duurt, kan aanvullend nog een voorschot van 50% van het subsidiebedrag aangevraagd worden als in de eerste 12 maanden minimaal 50% van de projectkosten gemaakt zijn.
Voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant – dit is bij subsidies van € 125.000 of meer verplicht –, wordt vanaf 2025 een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt. Deze vaste vergoeding van € 3.000 geldt ook voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen. Als de subsidie echter al is verleend, wordt die verleende subsidie niet verhoogd met dit bedrag. Het is wel mogelijk om de begroting te herverdelen en het bedrag van € 3.000 daarin op te nemen.
Voor grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is het vanaf 2025 niet meer mogelijk om een beroep te doen op de SLIM-regeling. Gebleken is dat deze oorspronkelijke doelgroep niet veel gebruikmaakte van de regeling. Overigens kunnen deze bedrijven nog wel als deelnemer in een samenwerkingsverband aanspraak maken op de SLIM-regeling.
In een groot aantal regio’s en branches zijn er specifieke regionale maatregelen om scholing te stimuleren. Ga dan ook na of je gemeente of branche wellicht een bruikbare regeling heeft.
Op de website leeroverzicht.nl, een initiatief van het Ministerie van OCW en het Ministerie van SZW, kun je hier zoeken in 318 verschillende regelingen. Hierin zijn ook regionale subsidieregelingen opgenomen.
Eindigt de arbeidsovereenkomst met een werknemer en moet de werkgever een transitievergoeding betalen? Dan kunnen door de werkgever gemaakte transitiekosten en inzetbaarheidskosten verrekend worden met de transitievergoeding. Deze mogelijkheid bestaat vanaf 1 juli 2020 al.
Transitiekosten zijn kosten gericht op het voorkomen van werkeloosheid of het bekorten van de periode van werkeloosheid. Inzetbaarheidskosten zijn kosten die tijdens de dienstbetrekking zijn gemaakt gericht op het bevorderen van de bredere inzetbaarheid van de werknemer.
De werkgever mag deze kosten in beginsel op de transitievergoeding in mindering brengen, tenzij de verworven kennis en vaardigheden in overwegende mate zijn aangewend om de functie die de werknemer bij aanvang van de activiteiten verrichtte uit te oefenen. De kosten mogen ook niet in mindering komen als deze verband houden met verplichtingen van de werkgever in het kader van de re-integratie (eerste of tweede spoor).
Voor het in mindering brengen van de kosten gelden daarnaast, naast elkaar, onder meer de volgende voorwaarden:
Sinds augustus 2022 is een studiekostenbeding voor bepaalde opleidingen niet langer toegestaan. Dit is aan de orde als:
In deze gevallen moet de scholing kosteloos zijn, de studietijd moet als arbeidstijd worden aangemerkt en de scholing moet zo veel als mogelijk in de reguliere werktijd plaatsvinden. Denk bij een wettelijk verplichte opleiding aan een opleiding op grond van de Arbowet.
Ook de algemene scholingsplicht (artikel 7:611a lid 1 BW) valt onder de regeling. Onder deze algemene scholingsplicht moet de werkgever de werknemer in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst als de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen. Er bestaat een lijst met ‘gereglementeerde beroepen’, waarin uiteenlopende beroepen staan, zoals registerloods, deskundige asbestverwijderaar, duiker, beëdigd tolk, sportarts of fysiotherapeut. Als het beroep van de werknemer op die lijst vermeld staat, is een studiekostenbeding wel mogelijk, tenzij de opleiding alsnog in een cao verplicht wordt gesteld. In die laatste situatie is een studiekostenbeding niet mogelijk.
Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van dit artikel de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van het artikel, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.