De Belastingdienst heeft uitgelegd hoe de faciliteit van willekeurige afschrijving op investeringen in het jaar 2023 van toepassing is bij een gebroken boekjaar.
Voorbeeld
In een voorbeeld is uitgegaan van een investering op 1 februari 2023 van € 100.000 in een bedrijfsmiddel. Dit wordt op 1 februari 2024 pas in gebruik genomen. Het boekjaar loopt van 1 mei tot en met 30 april.
Voor het jaar 2023 bestond er een faciliteit in de inkomsten- en vennootschapsbelasting die erop neerkwam dat van een bedrijfsmiddel 50% willekeurig, desnoods in één keer, kon worden afgeschreven. De rest van de afschrijvingen moest volgens de gebruikelijke regels plaatsvinden. Het bedrijfsmiddel moet vóór 2026 in gebruik worden genomen.
De Belastingdienst gaat er in het voorbeeld van uit dat van de investering op 1 april 2023 € 10.000 betaald wordt. Op 1 december 2023 wordt nogmaals € 10.000 betaald en het restant van € 80.000 op 1 februari 2024 als het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen.
Uit de toelichting blijkt dat de betaling op 1 april 2023 betekent dat op de winst van het boekjaar, dat loopt van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023, maximaal € 10.000 willekeurig kan worden afgeschreven. De betaling van € 10.000 op 1 december 2023 betekent dat nogmaals maximaal € 10.000 willekeurig kan worden afgeschreven, maar pas op de winst van het boekjaar dat loopt van 1 mei 2023 tot en met 30 april 2024.
De betaling van het restant van € 80.000 op 1 februari 2024 levert echter geen willekeurige afschrijving meer op. Daarvoor is namelijk vereist dat de betaling in 2023 is gedaan. Dat het boekjaar tot en met 30 april 2024 loopt, is niet van belang. Het ‘inhalen’ van niet genoten willekeurige afschrijvingen is bovendien niet mogelijk.