4 juni 2025

Afbouw inhouding huisvestingskosten op minimumloon vanaf 2026

Vanaf 2026 mogen werkgevers jaarlijks steeds minder kosten voor huisvesting inhouden op het wettelijk minimumloon van werknemers. Deze inhouding, die veel voorkomt bij arbeidsmigranten, wordt vanaf 2030 volledig verboden. De overheid wil hiermee misstanden en afhankelijkheidsrelaties voorkomen.

Inhouding huisvestingskosten

Met name bij arbeidsmigranten komt het veel voor dat werkgevers voor de huisvesting zorgen en daarvoor een bedrag inhouden op het loon van de werknemer. Bij een minimumloon mag die inhouding in 2025 nog maximaal 25% van dat loon zijn.

Afbouw en afschaffing

Het kabinet vindt dat de inhouding een verdienmodel én afhankelijkheid van de werknemer in de hand kan werken. Dit kan leiden tot uitbuiting van arbeidsmigranten. Daarom wil het kabinet de regeling afschaffen.

Het voorstel is om vanaf 2026 5% per jaar af te bouwen en vanaf 2030 de mogelijkheid om de kosten van huisvesting in te houden op het wettelijk minimumloon volledig af te schaffen.

JaarMaximum inhoudingspercentage
202525%
202620%
202715%
202810%
20295%
20300%


Tip!

Een werkgever mag vanaf 2030 nog steeds huisvesting verzorgen voor de werknemer. Het is dan alleen niet meer mogelijk om een deel van de kosten in te houden op het wettelijk minimumloon.

Speciaal voor jou

UITGELICHT

Nieuwe regels voor servicekosten huurwoningen vanaf 2026
Na goedkeuring door de Tweede Kamer heeft nu ook de Eerste Kamer ingestemd met een wetswijziging die meer duidelijkheid moet geven over servicekosten bij huurwoningen. In de wet is onder andere vastgelegd welke kosten wel en niet als servicekosten mogen worden gerekend. De nieuwe regels gelden vanaf 2026.
Lees verder
arrow right
Is een hospice voor de OZB een woning of een niet-woning?
Is een hospice voor de onroerendezaakbelasting (OZB) aan te merken als woning of niet-woning? Een rechter deed hier recent uitspraak over.
Lees verder
arrow right
Voordeel branche-eigen producten mag eenvoudiger worden gewaardeerd
Een bedrijf gaf in de periode 2015-2019 zijn personeel en hun gezinsleden korting op de standaardvervoersprijs voor privéritten met de trein. Deze korting kwam overeen met de collectiviteitskorting die het bedrijf, als zakelijke grootverbruiker van vervoer, ontving van een groepsvennootschap. Op grond van een cao-bepaling was het bedrijf verplicht dit voordeel door te geven aan de werknemer.
Lees verder
arrow right