De regels voor arbeidscontracten veranderen regelmatig. Weet jij nog wat de meest recente wijzigingen zijn? Voor wie het overzicht is verloren, zetten we de belangrijkste aanpassingen nog even voor je op een rij.
Bij tijdelijke contracten van zes maanden of langer, moet je uiterlijk een maand voor de overeengekomen einddatum schriftelijk aan de werknemer laten weten of je het contract wel of niet wilt voortzetten en, zo ja, onder welke voorwaarden. Het doel hiervan is dat de werknemer tijdig weet waar hij aan toe is en zich zo nodig kan oriënteren op een functie elders.
De aanzegverplichting geldt niet voor contracten met een looptijd korter dan zes maanden en niet bij contracten waarvan het einde niet op een kalenderdatum is bepaald, bijvoorbeeld een contract voor de duur van een project.
Als je de werknemer hebt laten weten dat je het tijdelijke arbeidscontract wilt verlengen, maar je geeft niet aan onder welke voorwaarden, dan krijgt je werknemer een nieuw tijdelijk arbeidscontract onder dezelfde voorwaarden. Dit contract loopt even lang als het voorgaande, maar niet langer dan een jaar.
Wanneer je niet voldoet aan de aanzegplicht, heeft de werknemer recht op een brutomaandsalaris. Ben je te laat met aanzeggen, dan ben je een vergoeding naar rato verschuldigd. Het tijdelijke arbeidscontract eindigt wel na de overeengekomen einddatum.
In je loonadministratie moet je de aanzegvergoeding opnemen als loon uit vroegere dienstbetrekking, zelfs als de aanzegvergoeding wordt geclaimd terwijl de arbeidsovereenkomst is voortgezet. Het loonbegrip voor de aanzegvergoeding is het kale uur- of stukloon. Overwerk- of ploegentoeslag, vakantiegeld, eindejaarsuitkering en winstdeling worden niet meegerekend.
De aanzegvergoeding vervalt als de werknemer niet binnen drie maanden na de dag waarop je aanzegverplichting is ontstaan, hierom verzoekt. Ook betaal je geen aanzegvergoeding bij faillissement, surseance van betaling of bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
De Hoge Raad heeft expliciet aangegeven dat je altijd schriftelijk moet aanzeggen, ook al heeft de werknemer al mondeling te horen gekregen dat zijn contract niet wordt verlengd en hij weet waar hij aan toe is.
De ketenbepaling regelt wanneer opeenvolgende tijdelijke arbeidscontracten overgaan in een vast arbeidscontract. Je kunt met een werknemer maximaal drie tijdelijke contracten in 36 maanden afsluiten. Na een tussenliggende periode van meer dan zes maanden is er geen sprake meer van opeenvolgende contracten. Dat betekent dat als een tijdelijk contract afloopt en je binnen zes maanden weer een nieuw contract aangaat met dezelfde werknemer, deze tussenliggende periode meetelt voor de 36-maandenperiode.
Er moet ruimte zijn om op sectorniveau af te wijken en de onderbreking te verkorten als het werk daarom vraagt, zoals bij seizoensarbeid. Deze optie is verruimd naar ander terugkerend tijdelijk werk dat maximaal negen maanden kan duren, mits dit is geregeld in cao’s.
Samenvattend ontstaat een vast contract:
Bij cao kan onder zeer strikte voorwaarden worden afgeweken van het aantal contracten en de totale duur. Maximaal zijn zes contracten toegestaan in een periode van vier jaar.
Voor werknemers tot 18 jaar met een klein dienstverband (12 uur of minder) is de ketenregeling niet van toepassing.
Voor AOW-gerechtigden geldt dat schriftelijk overeengekomen mag worden dat ze maximaal zes tijdelijke arbeidsovereenkomsten in maximaal vier jaar krijgen.
Het is verboden in tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of korter een proeftijd op te nemen. Ook is het verboden een proeftijd op te nemen in een tweede of volgend contract.
Een nieuwe proeftijd bij de huidige werkgever is wel toegestaan als de werknemer een nieuwe functie aangeboden krijgt die wezenlijk andere vaardigheden en verantwoordelijkheden vereist. Het contract moet dan wel langer dan zes maanden duren.
Een concurrentie- of relatiebeding is in een tijdelijk contract verboden, tenzij sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen, bijvoorbeeld in verband met vertrouwelijke bedrijfsinformatie. Als je dit expliciet motiveert in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is een concurrentie- of relatiebeding toegestaan.
Je kunt als werkgever geen rechten ontlenen aan een concurrentie- of relatiebeding als er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van jouw kant.
Het kabinet heeft plannen om het concurrentiebeding te moderniseren. Dit houdt onder andere in:
Werk je met oproepkrachten, bijvoorbeeld via een nulurencontract of een min-maxcontract? Dan heb je in beginsel een loondoorbetalingsverplichting als de werknemer niet kan werken door een oorzaak die voor jouw risico komt. Dit geldt ook als je de werknemer niet oproept, terwijl er wel werk is. Daarnaast heeft de werknemer recht op loon over de garantie-uren.
Je moet de oproepkracht minimaal vier dagen van tevoren schriftelijk of elektronisch oproepen. Dit geldt voor vier kalenderdagen, waarbij de geplande werkdag niet meetelt. Bij cao kan de termijn worden bekort naar minimaal 24 uur van tevoren.
‘Vastklikmoment’
Na twaalf maanden werken met een oproepkracht, moet je de oproepkracht binnen één maand een schriftelijk of elektronisch aanbod doen, gebaseerd op het gemiddeld aantal gewerkte uren van de afgelopen twaalf maanden. Dit wordt het ‘vastklikmoment’ genoemd.
Payrollmedewerkers zijn werknemers die formeel in dienst zijn bij een payrollbedrijf, maar feitelijk werken voor een opdrachtgever. Dit gebeurt op basis van een payrollovereenkomst, waarbij de medewerker ter beschikking wordt gesteld van de opdrachtgever.
Sinds 1 januari 2020 zijn de rechten van payrollwerknemers versterkt. De payrollovereenkomst wordt nu beschouwd als een specifieke vorm van de uitzendovereenkomst. Echter, het "verlichte arbeidsrechtelijke regime" (minder beschermende regels voor payrollmedewerkers) is niet meer van toepassing. Dit betekent dat er strengere regels gelden voor loonbetalingen en dat de reguliere ketenregeling (regels omtrent tijdelijke contracten) ook van toepassing is.
Belangrijke punten:
Adequate pensioenregeling
Sinds 1 januari 2021 is de payrollwerkgever verplicht om dezelfde pensioenregeling te bieden aan payrollmedewerkers als aan vaste medewerkers met een gelijke functie bij de opdrachtgever. Dit betekent dat:
Normpremie voor pensioenvoorziening
In 2025 is de normpremie voor de pensioenregeling van payrollmedewerkers vastgesteld op 15,0%. Dit is een daling van 0,4% ten opzichte van 2024 (15,4%) en is gelijk aan de gemiddelde werkgeversbijdrage in Nederland. Deze premie wordt jaarlijks aangepast.
Disclaimer
Hoewel er bij de samenstelling van deze Advieswijzer zorgvuldig is gewerkt, wordt er geen aansprakelijkheid aanvaard voor eventuele onvolledigheden of onjuistheden. Deze Advieswijzer is niet bedoeld als compleet advies voor het nemen van financiële beslissingen.