Per 1 augustus 2022 gelden er nieuwe Europese regels, vordering Brussel Ilter, in geval van een scheidingsprocedure of zaken over ouderlijk gezag. Hierin is ook vastgelegd welke rechter bevoegd is. Deze verordening wordt ook door de Nederlandse rechter toegepast.
Daarnaast geeft deze verordening regels over erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen uit andere lidstaten.
Voorheen gold de verordening Brussel IIbis. Deze verordening blijft nog relevant voor procedures die gestart zijn voor 1 augustus 2022. Ook blijft de oude verordening relevant voor erkenning van oude beslissingen.
De veranderingen ten opzichte van de oude verordening zijn vooral tekstueel. Inhoudelijk is er weinig gewijzigd.
Zo is het in scheidingszaken nog steeds niet mogelijk om een zogenaamde 'forumkeuze' te doen. Forumkeuze wil zeggen dat partijen zelf een rechter in een bepaalde lidstaat mogen kiezen, die normaalgesproken niet bevoegd zou zijn om van de zaak kennis te nemen. De achterliggende gedachte is het voorkomen van scheidingstoerisme. In sommige lidstaten speelt, anders dan in Nederland, de schuldvraag in scheidingszaken nog een rol. Indien een forumkeuze mogelijk zou zijn gemaakt, dan zouden partijen de schuldvraag kunnen omzeilen door in een andere lidstaat te gaan scheiden.
Welke rechter is dan wel bevoegd in scheidingszaken nu je zelf niet een willekeurige rechter mag 'kiezen'? De opties zijn als volgt en dus niet veranderd door de nieuwe verordening:
Twee Italianen die al ruim 2 jaar in Nederland wonen en willen scheiden, kunnen dus kiezen tussen de Nederlandse rechter of de Italiaanse rechter.
Een Amerikaan die nog geen jaar in Nederland woont, kan hier niet scheiden, tenzij zijn echtgenote ook in Nederland verblijft. Dan verblijft de verweerder immers in Nederland en is de gewone verblijfplaats van beide echtgenoten Nederland.
In zaken over thema's zoals ouderlijk gezag speelt de gewone verblijfplaats van het kind een belangrijke rol bij het bepalen van de bevoegde rechter. Dit blijkt in de praktijk niet altijd even helder en makkelijk. Hoe bijvoorbeeld om te gaan met een kind dat tegen zijn/haar wil in een bepaald land wordt gehouden? Of een moeder die in het buitenland gaat bevallen en niet meer terugkeert naar het land waaruit zij vertrok?
Over deze thema's heeft het Europees Hof van Justitie zich in 2017 en 2018 uitgelaten. Het Europees Hof heeft in het kader van deze uitspraken duidelijk gemaakt dat fysieke aanwezigheid van een kind in het betreffende land een vereiste is om een hoofdverblijfplaats aan te kunnen nemen. Dit biedt in ieder geval rechtszekerheid.
Kern is: waar ligt het centrum van de belangen van het betreffende kind? Dit wordt bepaald aan de hand van het verblijf in het betreffende land - denk hierbij aan duur, regelmatigheid en redenen van het verblijf - , de nationaliteit van het kind en de sociale/familiale banden van het kind.