De zomervakantie is begonnen. Vaak gebruiken werknemers de auto van de zaak voor de vakantie. Soms gebruiken ze voor de vakantie juist een andere auto. Wat zijn dan de gevolgen voor de bijtelling?
Staat aan een werknemer een auto ter beschikking en gebruikt hij in de vakantie een andere auto van de zaak, bijvoorbeeld omdat deze een caravan kan trekken of meer personen kan vervoeren, dan geldt in beginsel voor beide auto’s de bijtelling. Voor de auto die in de vakantie wordt gebruikt, wordt alleen over de periode waarin de auto ter beschikking staat bijtelling berekend.
Levert de werknemer de oorspronkelijke auto tijdens de vakantie samen met de papieren van de auto in, dan staat deze niet meer ter beschikking. Over de periode dat deze auto dus niet ter beschikking staat, vindt dan geen bijtelling plaats. Leg schriftelijk vast dat de auto tijdelijk vervangen wordt.
De auto moet aantoonbaar ook niet door bijvoorbeeld een huisgenoot gebruikt kunnen worden, anders geldt de bijtelling onverkort.
Ook tijdens de vakantie kan de werknemer pech hebben met de auto en moet er wellicht tijdelijk vervangend vervoer geregeld worden. Over deze periode staat de oorspronkelijke auto ter reparatie in de garage en staat deze niet meer ter beschikking. De vervangende auto wel, dus moet de bijtelling over deze periode gebaseerd worden op de catalogusprijs en het bijtellingspercentage van de vervangende auto.
Vooral bij korte periodes zal de fiscus niet snel correcties opleggen, maar wel bij langere periodes of een fors duurdere vervangende auto.
Je mag als werkgever de kosten van de auto van de zaak belastingvrij vergoeden aan jouw werknemers, ook in de vakantie, denk aan tol, brandstof en reparatiekosten.
Houd er rekening mee dat excessief gebruik van de auto in de vakantie ertoe kan leiden dat de inspecteur voor de bijtelling uitgaat van een hoger percentage. Het excessieve gebruik zal hij aannemelijk moeten maken, maar dit is aan de hand van de gedeclareerde kosten een koud kunstje.