In 2019 werd voor een werknemer een elektrische leaseauto besteld, onder de veronderstelling dat in 2020 een bijtellingspercentage van 4% zou gelden. Toen de auto echter in 2020 werd geleverd, bleek dat het bijtellingspercentage inmiddels was verhoogd naar 8%. De werknemer werd daardoor geconfronteerd met een hogere bijtelling dan verwacht. De rechter heeft in een rechtszaak uiteindelijk geoordeeld dat deze verhoging onterecht was, en de bijtelling werd teruggedraaid.
Als aan een werknemer een auto ter beschikking is gesteld, is vanwege het privégebruik (als er meer dan 500 km per jaar privé wordt gereden) een bijtelling op het inkomen van toepassing. Deze bijtelling is de afgelopen jaren regelmatig gewijzigd, met name voor elektrische auto’s.
In bovengenoemde rechtszaak ging het om een werknemer aan wie een elektrische (lease)auto ter beschikking was gesteld door zijn werkgever. Op het moment dat de auto besteld werd, dat was in 2019, gold nog een bijtelling van 4%. Toen de auto in 2020 geleverd werd, was de bijtelling verdubbeld naar 8%. Deze verdubbeling was vastgelegd in het Klimaatakkoord dat op 28 juni 2019 bekend was.
Voor de rechter speelde de vraag of de verdubbeling in strijd was met het EVRM, mede omdat er geen overgangsrecht was ingesteld voor die gevallen die al financiële verplichtingen waren aangegaan die niet meer konden worden teruggedraaid.
Volgens de rechtbank is bij een wetswijziging vereist dat er een redelijke en proportionele verhouding, ‘fair balance’, bestaat tussen het algemeen belang en de bescherming van individuele rechten. Ook mogen betrokkenen niet worden getroffen met een individuele en buitensporige last.
Specifiek gaat het hier dus om die gevallen waarin al verplichtingen waren aangegaan die niet zomaar teruggedraaid konden worden, en die vóór 28 juni 2019 waren gedaan. Op grond van de wetsgeschiedenis komt de rechtbank tot de conclusie dat hiervan in het betreffende geval sprake was. Op het moment van het bestellen van de auto leefde namelijk de gerechtvaardigde verwachting dat de bijtelling niet zomaar zou worden verdubbeld.
Omdat de wetgever aan de belangen van deze automobilist voorbij is gegaan, is er geen sprake meer van ‘fair balance’ en is er dus strijd is met het EVRM. Er zijn volgens de rechtbank namelijk ook geen redenen om de verwachtingen van betrokkene aan te tasten.
De rechtbank heeft daarom bepaald dat voor 2020 voor betrokkene een bijtelling geldt van 4% in plaats van 8%, en heeft de aanslag over 2020 verlaagt.
Deze uitspraak zou mogelijk gevolgen kunnen hebben voor diegenen die onder dezelfde omstandigheden ook geconfronteerd werden met een verdubbeling van de bijtelling. De datum van 28 juni 2019 is hierbij onder meer cruciaal.