Onder voorwaarden kunnen ondernemers voor de omzetbelasting een fiscale eenheid vormen. Dit heeft voordelen, maar ook het nadeel dat men hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden van de fiscale eenheid. En die aansprakelijkheid reikt ver.
Een fiscale eenheid voor de btw is een automatisme als bedrijven in financieel, organisatorisch en economisch opzicht met elkaar verweven zijn. Dit betekent dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de ondernemingen in dezelfde handen is, dat er één overkoepelende leiding is en dat de ondernemingen in hoofdzaak hetzelfde economische doel hebben of de ene onderneming voor meer dan 50% aanvullende activiteiten uitoefent voor de andere.
Het voordeel van een fiscale eenheid is dat er maar één keer aangifte voor de btw hoeft te worden gedaan. Ook wordt er geen btw betaald over leveringen van goederen en diensten tussen de ondernemingen in de fiscale eenheid. Daar staat het nadeel tegenover dat men hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden van de fiscale eenheid.
In een zaak die onlangs speelde bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant maakte een onderneming deel uit van een fiscale eenheid van 1 maart 2011 tot 1 juni 2016. Het uittreden was vastgelegd in een brief van de Belastingdienst. In 2019 wordt het bedrijf aansprakelijk gesteld voor btw-schulden over de jaren 2021, 2014 en 2015. Het bedrijf bestrijdt de aansprakelijkstelling omdat niet aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid zou zijn voldaan.
De rechtbank acht het bedrijf echter wel aansprakelijk. De aansprakelijkstelling betreft een periode waarin het bedrijf deel uitmaakte van de fiscale eenheid. Nu hieromtrent een beschikking is afgegeven, blijft deze van kracht totdat de fiscus is geïnformeerd dat men van de fiscale eenheid geen deel meer uitmaakt. Dit is zelfs zo als men niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid voldoet.