Bij internationaal ondernemen komen meerdere belastingregimes bij elkaar, wat kan leiden tot onwenselijke belastingdruk of belastingontwijking. Het Belastingplan 2022 bevat aanpassingen, nieuwe regelingen en maatregelen om onwenselijke gevolgen tegen te gaan.
Een Nederlandse besloten vennootschap die beleggingen aanhoudt, kan de verschuldigde dividendbelasting en kansspelbelasting verrekenen met de vennootschapsbelasting. Buitenlandse lichamen kunnen dat niet. Onder druk van EU-recht is daarom per 1 januari 2021 een goedkeuring opgenomen voor teruggave van dividendbelasting en kansspelbelasting aan buitenlande portfolio-aandeelhouders. Deze regeling zorgt ervoor dat deze verrekening gemaximeerd wordt tot de in een jaar verschuldigde vennootschapsbelasting. De eventueel niet verrekende dividendbelasting schuift door naar een later jaar.
Er wordt geen termijn gesteld voor de voorwaartse verrekening. Een ‘verdamping’ van niet verrekende dividend-/kansspelbelasting is dan ook niet aan de orde. Deze maatregel gaat in per 1 januari 2022.
Gelieerde vennootschappen zijn verplicht om zakelijk met elkaar te handelen. Zij moeten voor aan elkaar geleverde diensten en goederen een prijs in rekening brengen die ‘at arms length’ is, oftewel de prijs die zou zijn overeengekomen tussen onafhankelijke partijen. Dit geldt in zowel binnenlands als grensoverschrijdende situaties. Als de Belastingdienst van mening is dat hier niet aan wordt voldaan, dan wordt de verrekenprijs aangepast totdat deze wel zakelijk is. Dit principe reikt zo ver dat de Belastingdienst een aanpassing doorvoert, zelfs wanneer de fiscus van de buitenlandse gelieerde partij dit voorbeeld niet volgt. Door deze eenzijdige aanpassing ontstaat een heffingslek. Om dit gevolg tegen te gaan, regelt een nieuw wetsvoorstel dat een aanpassing van de verrekenprijzen in Nederland de winst niet kan verlagen zonder dat het buitenland de fiscale winst aldaar verhoogt. Ook kent de wet regelingen voor overdracht van vermogensbestanddelen.
In het verleden hebben multinationals meermaals gebruikgemaakt van de verschillende kwalificaties die landen hanteerden omtrent de behandeling van belastingplichtigen. Per 1 januari 2020 zijn al maatregelen ingevoerd om hybride mismatches tegen te gaan. Het doel van het wetsvoorstel is om hybride mismatches die per 2020 nog niet geregeld zijn, de zogenaamde omgekeerde gevallen, verder te voorkomen. Het gaat daarbij om een verschil in fiscale kwalificatie van samenwerkingsverbanden, zoals besloten cv’s in cv-bv-structuren. In Nederland zijn deze samenwerkingsverbanden niet zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Belastingheffing vindt plaats op het niveau van de participanten (fiscale transparantie). Er ontstaat een kwalificatieverschil als de participanten van het samenwerkingsverband zijn gevestigd in een land dat deze fiscale transparantie niet kent. Per saldo heft dan dus geen enkel land belasting. Het voorstel strekt ertoe deze kwalificatieverschillen te neutraliseren door onder voorwaarden de kwalificatie van het samenwerkingsverband van het land waar de participanten gevestigd zijn te volgen. Dat betekent dat een vanuit Nederlandse fiscale optiek fiscaal transparant samenwerkingsverband in die situaties als zelfstandig belastingplichtig is aan te merken. In de praktijk maken vooral Amerikaanse concerns gebruik van deze structuren, omdat in de verhouding Nederland-Amerika deze mismatch aanwezig is.
Onder maatschappelijke druk hebben meerdere landen de handen ineengeslagen om elkaars kwalificatie af te stemmen. De laatste mogelijkheden tot zogeheten ‘mismatches’ dienen na invoering van een nieuwe wet – met ingangsdatum 1 januari 2022 – tot het verleden te behoren.
De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting zorgt ervoor dat de resultaten van zowel binnenlandse als buitenlandse dochtervennootschappen zijn vrijgesteld van de winst van de Nederlandse houdstervennootschap. De deelnemingsvrijstelling is door toedoen van internationale bestrijding van belastingontwijking in bepaalde gevallen echter niet meer van toepassing.
Dit speelt bij zogenoemde Controlled-Foreign-Company (CFC) deelnemingen. Dit zijn buitenlandse dochtervennootschappen die zijn gevestigd in een laag belast land en tevens worden aangehouden met als hoofddoel om passieve (beleggings)inkomsten te genereren.
Indien meer dan een belang van 50% in een dergelijke deelneming wordt aangehouden, maken de resultaten van die deelneming toch onderdeel uit van de winst van de Nederlandse houdstervennootschap.
Om dubbele heffing te voorkomen, wordt de buitenlandse belastingheffing op de buitenlandse CFC-dochtervennootschap onder voorwaarden verrekend met de in Nederland verschuldigde vennootschapsbelasting van de houdstermaatschappij. Bij meerdere aangehouden CFC-lichamen wordt de te verrekenen buitenlandse belasting per CFC-lichaam afzonderlijk berekend. De verrekening kan echter niet meer bedragen dan de vennootschapsbelasting die in Nederland is verschuldigd. Op dit moment schrijft de wet niet voor in welke volgorde deze verrekening van het kleinste naar het grootste bedrag aan winstbelasting moet plaatsvinden. Omwille van de uitvoerbaarheid van de verrekening in deze specifieke gevallen wordt voorgesteld om in de wet een verplichte volgorde van verrekening op te nemen. Indien de betaalde winstbelasting van CFC’s even groot zijn, zullen de bedragen naar evenredigheid worden verrekend.
Meer weten over de plannen van het kabinet die gepresenteerd zijn tijdens Prinsjesdag? Bekijk ons Miljoenennota dossier. Vragen? Neem gerust contact met ons op.