Tijdens Prinsjesdag is een wetsvoorstel gepresenteerd voor de liquidatie- en stakingsverliezen. Het kabinet wil de aftrek hiervan vanaf 2021 beperken.
De beperking is ingegeven vanuit de wens om verliezen die in het buitenland zijn ontstaan, niet langer ten laste van de Nederlandse Staat te laten komen. De bestaande fiscale regelingen zijn naar de mening van het kabinet op dat punt te royaal.
Indien een bv een belang van minimaal 5% bezit in een binnen- of buitenlandse deelneming, is hierop doorgaans de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Dat betekent dat alle winsten hieruit niet belast zijn, maar ook dat verliezen hieruit niet aftrekbaar zijn. Op de niet-aftrekbaarheid van verliezen bestaat één uitzondering: als de deelneming wordt geliquideerd, mag onder voorwaarden toch een verlies worden opgevoerd voor maximaal het bedrag dat in het verleden is opgeofferd voor de aanschaf van de deelneming. Dit wordt de liquidatieverliesregeling genoemd.
Het wetsvoorstel voegt drie voorwaarden toe aan de bestaande regeling om een liquidatieverlies te kunnen aftrekken:
Voor verliezen tot € 5 miljoen geldt alleen voorwaarde 1. Het mkb kan hiermee doorgaans uit de voeten. Voor verliezen boven dit bedrag gelden alle drie de voorwaarden.
Het liquidatieverlies mag pas worden opgevoerd als de deelneming is vereffend, oftewel de liquidatie volledig is afgerond. Die voorwaarde bestaat al en blijft ook bestaan. Nieuw is wel dat deze vereffening moet plaatsvinden in uiterlijk het 3e jaar na het jaar waarin de onderneming in de deelneming voor minstens 90% is gestaakt of het besluit tot staking is genomen. Vindt dat later plaats en kan de zakelijkheid van die vertraging niet worden aangetoond, dan is het verlies niet aftrekbaar.
Deelnemingen waarvan de onderneming in het verleden al is gestaakt (of het besluit daartoe al is genomen), hebben nog tot eind 2023 de mogelijkheid de vereffening te voltooien. Dit beperkte overgangsrecht vraagt dus actie om inactieve bv’s in de structuur op te ruimen.
De territoriale voorwaarde houdt in dat de deelneming moet zijn gevestigd in de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of in Turkije. De kwantitatieve voorwaarde houdt in dat de Nederlandse bv een beslissende invloed op de besluitvorming in de deelneming moet hebben. Dat zal meestal tot uiting komen via het stemrecht op het aandeel: daarvan moet dus meer dan 50% bij de Nederlandse bv liggen.
De toets of aan deze twee voorwaarden is voldaan, vindt in beginsel plaats op het moment van de vereffening. Om te voorkomen dat eenvoudig aan de nieuwe voorwaarden kan worden ontkomen door kort voor het afronden van de liquidatie de structuur te wijzigen, is bepaald dat een belastingplichtige in de vijf jaar hieraan voorafgaand eveneens onafgebroken aan de voorwaarden moet voldoen.
Anders dan bij de temporele voorwaarde geldt voor de territoriale en kwantitatieve voorwaarden geen overgangsregeling. Vanaf 2021 moet direct aan deze voorwaarden worden voldaan. Is dat niet het geval, dan is het verlies boven € 5 miljoen niet langer aftrekbaar.
Het wetsvoorstel kent tal van antimisbruikbepalingen die moeten voorkomen dat aan deze nieuwe regels wordt ontkomen. De toch al ingewikkelde liquidatieverliesregeling wordt daarmee nog ingewikkelder. Laat je daarom goed voorlichten over de (on)mogelijkheden. Voor deelnemingen waarvan de onderneming in het verleden is gestaakt, is het advies in ieder geval om de komende drie jaar actie te ondernemen.
Heb jij vragen over de aftrek op liquidatie- en stakingstarieven? Wij adviseren je graag. Neem contact met ons op.