De eerste schijf van de vennootschapsbelasting met een tarief van 15% wordt in 2022 verlengd. Het lage tarief geldt in 2021 voor de eerste € 245.000 winst, maar vanaf 2022 voor de eerste € 395.000 winst. Valt de winst van jouw bv dit jaar hoger uit dan € 245.000, dan is het vaak voordelig om kosten van jouw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen en opbrengsten, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven. Op deze manier blijft jouw winst wellicht zowel dit jaar als volgend jaar slechts belast tegen een tarief van 15%. Daarnaast wordt het tarief van 25% per 2022 verhoogd naar 25,8%.
Jaar | Tarief eerste schijf | Lengte eerste schijf | Tarief tweede schijf |
2020 | 16,5% | € 200.000 | 25% |
2021 | 15% | € 245.000 | 25% |
2022 | 15% | € 395.000 | 25,8% |
Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkom je de betaling van belastingrente, die vanwege de coronacrisis verlaagd is naar 4%, terwijl je bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting vanaf 2022 weer 8% bedraagt.
Zijn jouw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het toenemende verschil tussen het lage en het hoge tarief wordt het verbreken van de fiscale eenheid interessanter. Het tariefverschil bedraagt vanaf 2022 immers 10,8%-punt (15% respectievelijk 25,8%) en heeft vanaf 2022 betrekking op de eerste € 395.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.
Ook als er plannen zijn om een deelneming te verkopen in 2022 is ontvoeging van de deelneming uit de fiscale eenheid voor de Vpb per 1 januari 2022 de moeite waard. Dit voorkomt een extra fiscaal boekjaar in 2022.
Let op!
Let op dat het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Als verbreking per 2022 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2022 zijn ontvangen door de Belastingdienst.
Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor je besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dien je wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.
Vanaf 2022 verandert de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. De veranderingen zijn als volgt:
De verrekening wordt beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor voorwaartse als achterwaartse verliesverrekening.
Let op!
Zijn er in het verleden verliezen geleden groter dan € 1 miljoen, beoordeel dan in hoeverre deze verliezen nog in 2021 verrekend kunnen worden. Immers, vanaf 2022 moet meer winst gemaakt worden om deze verliezen te kunnen verrekenen!
De achterwaartse verliesverrekening blijft één jaar. In ruil voor de beperking wordt de voorwaartse verliesverrekening onbeperkt in tijd in plaats van de huidige zes jaar. Dit geldt ook voor alle verliezen die per 2022 nog verrekenbaar zijn. Dat zijn (door overgangsrecht) alle verliezen vanaf 2013.
Dat betekent dat verliezen uit 2012 alleen nog in 2021 kunnen worden verrekend. Als sprake is van een verlies uit 2012 dat dreigt te verdampen, ga dan na of het mogelijk is de winst in 2021 zodanig te verhogen, bijvoorbeeld via afstoting van een bedrijfsmiddel met boekwinst, dat het verlies uit 2012 nog kan worden verrekend.
Deze maatregel wordt gecombineerd met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, in plaats van de huidige zes jaar. Daarbij zijn de verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Voor zover de belastbare winst hoger is dan € 1 miljoen, worden die verliezen – voor zover zij meer bedragen dan € 1 miljoen – slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare winst boven € 1 miljoen verrekend. Bij een bv met een winst van bijvoorbeeld € 1,8 miljoen is dus slechts € 1,4 miljoen beschikbaar (€ 1 miljoen + 50% van € 800.000) voor verrekening van het verlies.
De wijzigingen met betrekking tot de voorwaartse verliesverrekening, zowel de verruiming naar een onbeperkte termijn als de beperking van de verrekening tot 50% van de belastbare winst van een jaar waarbij de verliezen tot € 1 miljoen volledig verrekenbaar zijn, zijn van toepassing op verliezen die stammen uit boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten genoten in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.
Met betrekking tot jouw aanslag vennootschapsbelasting 2021 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2022 een rente van 8%! Voorkom belastingrente over 2021 en controleer of jouw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van jouw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.
Let op!
De belastingrente is tot 1 januari 2022 verlaagd naar 4% vanwege de coronacrisis.
Overigens is vanaf 2020 in de wet opgenomen dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkom je de belastingrente van 8% of, bij een teruggave, voorkom je dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.
Als je investeert, heb je als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2021 bepaald op € 2.401. De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeer je in 2021 in totaal dus minstens voor € 2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heb je recht op de KIA.
Zit je dit jaar met jouw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2021 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 59.170. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte vennootschapsbelasting 2021 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2021 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2021 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.
Let op!
Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).
Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heb je deze nog niet in gebruik genomen, dan kun je toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat je in het jaar van investeren hebt betaald.
Heb je in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2017 en 2021) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruil je het in, dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.
Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.
Zit je dit jaar met jouw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat je toch voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% kleinschaligheidsinvesteringsaftrek opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
Vanaf 2022 gelden er voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) hogere percentages. De percentages 13,5%, 27% en 36% worden vervangen door 27%, 36% en 45%. Dit zou kunnen betekenen dat het voordeliger is om een voorgenomen investering waarvoor je de MIA kunt aanvragen, uit te stellen tot 2022. Het is echter nog niet duidelijk of de bedrijfsmiddelen die thans voor de MIA in aanmerking komen, hiervoor ook volgend jaar in aanmerking komen en voor welk percentage.
De Milieulijst voor 2022 waarop de bedrijfsmiddelen vermeld worden die in 2022 voor de MIA in aanmerking komen, wordt namelijk pas eind december van dit jaar gepubliceerd. Houd deze publicatie dus goed in de gaten en beslis pas op het moment waarop een en ander duidelijk is over het moment van investeren. Voor de MIA is het moment van aangaan van de verplichting, meestal het moment waarop je de aankooporder ondertekent, beslissend voor het recht op de MIA. Om in aanmerking te komen voor de MIA, moet je jouw investering wel binnen drie maanden nadat jouw bv de investeringsverplichting is aangegaan, melden bij rvo.nl.
Heeft jouw bv een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kun je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat de bv een vervangingsvoornemen heeft en houdt. De bv kan de herinvesteringsreserve in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin het bedrijfsmiddel is verkocht. Investeert jouw bv binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boek je de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert jouw bv niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Door de verlenging van de eerste tariefschijf van 15% kan een reservering en een latere vrijval toch voordelig zijn. Vanwege de verhoging van de tweede tariefschijf naar 25,8% kan dit bij hogere winsten ook nadelig uitpakken. Echter pas bij een winst die hoger is dan € 2.270.000 betaalt jouw bv vanaf 2022 meer vennootschapsbelasting dan in 2021. Het is dan ook in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.
Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Jouw bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat je je hierover goed informeren en adviseren.
Stel je bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld jouw bv? Dan mag je als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die jouw bv in 2018 gevormd heeft, moet de bv nog vóór 31 december 2021 benutten. Doet de bv dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en is de bv belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
Let op!
Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen jouw bv moet herinvesteren:
1. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn.
2. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zul je de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.
Door de staatssecretaris van Financiën is bekendgemaakt dat de huidige coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft jouw bv de afgelopen jaren een HIR gevormd en is er een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat jouw bv, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en jouw bv de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kan afboeken. Op deze manier geniet jouw bv nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.
Benut ook dit jaar jouw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel jouw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die je in 2022 wilt vergoeden dan wel verstrekken nog in 2021 kunnen worden vergoed dan wel verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaal je hem terug, bij ‘verstrekken’ koop je de zaak en geef je deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2021 over is, door te schuiven naar 2022.
Tip!
Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2021 is verruimd vanwege de coronacrisis. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en over het meerdere 1,18%.
Houd ook rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat jouw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Volgens een arrest van de Hoge Raad betekent het echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten.
Tip!
Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als je die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.
Heb je nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kun je dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat jouw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is niet mogelijk als je gebruik hebt gemaakt van de loonkostensubsidie NOW 2 en volgende in het kader van de coronacrisis en je een voorschot in de tegemoetkoming kreeg van € 100.000 of meer, dan wel een definitieve tegemoetkoming van € 125.000 of meer. Dit verbod op een bonus voor de dga en partner geldt ook onder NOW 1 als er gebruik is gemaakt van de concernregeling. Verder geldt het verbod ook als je langer dan drie maanden bijzonder uitstel van betaling hebt gekregen.
Heb je meerdere bv’s, dan kun je binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte dit jaar vanwege de coronacrisis, is het gebruik van de concernregeling echter minder vaak voordelig. Als je de concernregeling toepast, kun je namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en je hoeft jouw keuze pas ná 2021 te bepalen.
Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor jou uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.
Als dga dien je je een gebruikelijk loon van minimaal € 47.000 (2021) toe te kennen. Je kunt dit gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 47.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
Let op!
Om het loon lager dan € 47.000 vast te stellen, moet je aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 47.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 47.000.
Wordt jouw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2021 als starter aangemerkt, dan mag je jouw gebruikelijk loon vaststellen op het wettelijk minimumloon. Je kunt deze start-upregeling maximaal drie jaar toepassen. Ook starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.
In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon, als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van jouw bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen.
Ben je dga van een bv die door de coronacrisis te maken heeft met een omzetdaling van minstens 30%, dan mag je jouw gebruikelijk loon als dga lager vaststellen. Dit kan zonder
vooroverleg met de inspecteur.
Je moet wel aan de volgende voorwaarden voldoen:
Hoe stelt je het lagere gebruikelijk loon vast? Dat doet u met de volgende berekening:
Gebruikelijk loon 2021 = A x B/C
A = het gebruikelijk loon over 2019
B = de omzet (exclusief btw) over 2021
C = de omzet (exclusief btw) over 2019
Je mag ook aannemelijk maken dat het gebruikelijk loon lager moet zijn dan het loon volgens deze berekening. Bij twijfel of in bijzondere situaties kun je contact met ons opnemen.
Kostenvergoedingen kun je, mits deze individualiseerbaar zijn, in mindering brengen op het gebruikelijk loon. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kun je het gebruikelijk loon dus met € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.
Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2021 minstens € 47.000 dient te bedragen, betaal je als dga minder belasting in box 1.
Werkt jouw partner mee in jouw bv en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met jouw partner. Je betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt jouw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van jouw partner in schijf 1 (37,07% in 2022), dan behaal je een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan jouw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.
Enkele heffingskortingen worden nog maar beperkt uitbetaald aan jouw partner. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De afbouw van deze kortingen vindt al jaren plaats. Dit jaar kan jouw partner nog maar 13,33% van de kortingen uitbetaald krijgen op voorwaarde dat je wel voldoende belasting betaalt, vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die voor 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Hoe kun je het verlies aan heffingskorting opvangen? Heeft jouw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar heb je wel inkomsten uit aanmerkelijk belang, dan kun je hiermee het verlies aan heffingskortingen opvangen. Door bijvoorbeeld voor 31 december 2021 dividend uit te keren vanuit jouw bv’s en dit inkomen in de aangifte aan jouw partner toe te delen, kunnen de heffingskortingen toch worden benut.
Je kunt vermogensrendementsheffing (box 3) voorkomen door het uit te keren dividendbedrag weer als agio terug te storten in box 2.
Dividend uitkeren om louter belasting in box 2 te besparen, is vaak niet aan te raden. Dat wordt anders als het rendement toeneemt of als je over weinig vermogen in privé beschikt. Áls je besluit om dividend uit te keren, is het belangrijk goed na te denken over de timing in verband met de peildatum in box 3 en het benutten van heffingskortingen bij jezelf of jouw partner. Laat je fiscaal adviseur doorrekenen wat in uw situatie het voordeligst is.
Bezit je veel vermogen in privé, dan betaal je hierover in box 3 belasting. Deze belasting loopt op naarmate je over meer vermogen beschikt. In 2022 betaal je over het gedeelte van het belastbaar vermogen boven € 1.000.000 per 1 januari 2022 zelfs 1,71% belasting, ongeacht het behaalde rendement.
Het kan bij een hoog privévermogen lonend zijn om een deel hiervan over te brengen naar de bv, vooral als dit vermogen relatief laag rendeert. Dit kan via een kapitaalstorting aan jouw bv. Op deze manier betaal je minder belasting in box 3.
Ben jij benieuwd of één of meerdere van de bovenstaande tips ook interessant kan zijn voor jouw bedrijf? Onze adviseurs helpen je graag, kijken naar jouw specifieke situatie en geven advies op maat. Schroom niet om ons te bellen of mailen. Samen staan we sterk!
Een aantal van de plannen van het kabinet is nog niet definitief. Deze moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij je uiteraard vertellen. In overleg bekijken we of het verstandig is wel of geen stappen te zetten.