Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon. Een belangrijke voorwaarde voor het LIV is dat de werknemer minstens 1.248 uur per kalenderjaar werkt. Een verandering van alleen de rechtsvorm heeft daarop geen invloed.
Je hebt recht op het LIV voor werknemers die in 2022, gebaseerd op het wettelijk minimumloon, een gemiddeld uurloon tussen € 10,73 en € 13,43 verdienen. Het LIV bedraagt € 0,49 per uur, met een maximum van € 960 per werknemer per jaar.
In de zaak die onlangs speelde voor de rechtbank Groningen ging een vof over in een bv. De overgang had plaats op 9 april. De inspecteur kende het LIV weliswaar toe, maar slechts voor de periode vanaf 9 april. Dat betekende dat de uren die werknemers gewerkt hadden bij de vof, niet meetelden.
De rechtbank stelde allereerst vast dat er naar de letter van de wet inderdaad sprake is van twee verschillende werkgevers. De rechtbank stelde echter ook vast dat doel en strekking van de wet er niet toe leiden dat in gevallen als deze, waarbij alleen de rechtsvorm wijzigt, de gewerkte uren in het kader van het LIV niet bij elkaar mogen worden opgeteld. Een belangrijk argument voor de rechter daarbij is dat arbeidsrechtelijk alle rechten en verplichtingen van de werknemer behouden blijven.
De eis dat een werknemer in een kalenderjaar minstens 1.248 uur moet hebben gewerkt, is volgens de rechter bedoeld om alleen substantiële banen voor het LIV in aanmerking te laten komen. Ook een onderbreking van de dienstbetrekking bij dezelfde werkgever hoeft immers niet tot verlies van het LIV te leiden. De rechtbank zag dan ook niet in waarom dit wel zo zou zijn als alleen de rechtsvorm gewijzigd wordt en kende het LIV over het volledige aantal uren toe.