In dit nieuwsartikel bespreken we de wijzigingen in de tarieven van de loonbelasting. Het tarief van de eerste schijf wordt verlaagd van 36,97% naar 35,82%. Ook worden de heffingskortingen aangepast, wat in dit artikel verder wordt toegelicht. Daarnaast behandelen we onder andere de premies, de maximale verzuimboetes in de loonheffingen en de toepassing van de studenten- en scholierenregeling op het loon van een student.
De belastingdruk in de loonbelasting zal met name voor werknemers met een middeninkomen in 2025 lager zijn dan in 2024. Dit komt door de introductie van een extra tariefschijf.
Daling tarief eerste tariefschijf
Het tarief van de eerste tariefschijf daalt in 2025 van 36,97% naar 35,82%. Deze eerste tariefschijf loopt tot een inkomen van € 38.441. Deze tariefsverlaging gaat maximaal € 442 minder belasting opleveren.
Introductie tweede, hogere tariefschijf
Het tarief van de tweede tariefschijf bedraagt in 2025 € 37,48%. Deze schijf loopt tot een inkomen van € 76.817. In 2024 liep de tariefschijf van 36,97% nog door tot € 75.518.
Hoogste tariefschijf blijft gelijk
De hoogste tariefschijf blijft in 2025 49,50%.
Ook de heffingskortingen worden aangepast. Hoe zien de cijfers er in 2025 uit?
Algemene heffingskorting verlaagd, maar afbouwpunt gekoppeld aan wettelijk minimumloon
Om te zorgen dat belastingplichtigen met een wettelijk minimumloon (WML) recht hebben op de maximale algemene heffingskorting, wordt het afbouwpunt van de algemene heffingskorting (in 2025: € 28.406) gekoppeld aan de hoogte van het WML. De afbouw verloopt daarna minder snel. Het afbouwpercentage in 2025 bedraagt 6,337% (tegenover 6,63% in 2024). Dit wordt deels gefinancierd door de maximale algemene heffingskorting te verlagen van € 3.362 in 2024 naar € 3.068 in 2025.
De afbouw van de algemene heffingskorting vindt in 2025 dus later plaats (vanaf € 28.406 in plaats van vanaf € 24.812) en minder snel (met 6,337% in plaats van 6,63%). Omdat de maximale hoogte van de algemene heffingskorting wordt verlaagd naar € 3.068, bedraagt de algemene heffingskorting nog steeds € 0 vanaf de hoogste tariefschijf (in 2025 € 76.817).
Arbeidskorting iets verhoogd, afbouwpunt gekoppeld aan wettelijk minimumloon
De maximale arbeidskorting is in 2025 iets verhoogd naar € 5.599 (2024: € 5.532). De opbouw van de arbeidskorting vindt plaats tot een loon van € 43.071 (2024: € 39.957); ook dit opbouwpunt is gekoppeld aan het WML. Vanaf € 43.071 wordt de arbeidskorting afgebouwd met 6,51% (hetzelfde percentage als in 2024). Vanaf een loon van € 129.078 bedraagt de arbeidskorting € 0.
Ouderenkorting wijzigt nauwelijks
De maximale ouderenkorting stijgt licht naar € 2.035 in 2025 (2024: € 2.010). Ook het afbouwpunt stijgt licht naar € 45.308 in 2025 (2024: € 44.770). Het afbouwpercentage bedraagt – net als in 2024 – 15%. Vanaf € 58.875 (in 2024 € 58.170) bestaat dan geen recht meer op de ouderenkorting. De alleenstaandeouderenkorting bedraagt in 2025 € 531 (2024: € 524).
In principe past de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de alleenstaandeouderenkorting toe. Vanaf 2024 kun je als werkgever deze korting echter ook toepassen als jouw werknemer aan de voorwaarden voldoet en je daar schriftelijk om verzoekt. Dit kan bijvoorbeeld met het model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen. Wijst jouw werknemer er wel op dat korting maar door één inhoudingsplichtige mag worden toegepast en dat hij toepassing van de korting bij de SVB dan moet laten beëindigen.
De gedifferentieerde premie voor het Algemeen Werkeloosheidsfonds (Awf) bestaat uit een hoge en lage Awf-premie. Je mag als werkgever een lage Awf-premie toepassen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voldoe je daar niet aan, dan betaal je een hoge Awf-premie. De voorwaarden hebben betrekking op de arbeidsovereenkomsten van jouw werknemers en zijn bedoeld om vergaande flexibele contracten tegen te gaan en vaste contracten te beschermen.
De Awf-premie is in 2025 voor beide premies 0,10% hoger dan in 2024. De lage Awf-premie bedraagt 2,74%, de hoge Awf-premie 7,74%. Het maximale premieloon steeg in 2024 al flink naar € 71.628 (in 2023 nog € 66.956), maar is in 2025 met een bedrag van € 75.864 nog veel hoger. Voor werknemers met een premieloon vanaf € 71.628 kun je als werkgever in 2025 dus maximaal € 191 (bij de lage premie) en € 403 (bij de hoge premie) per werknemer meer verschuldigd zijn aan Awf-premie.
Controleer begin 2025 de verloonde uren van werknemers die een arbeidscontract van gemiddeld minder dan 35 uur per week hebben en waarvoor in 2024 de lage Awf-premie is toegepast. Indien er meer dan 30% meer verloonde uren dan contracturen zijn, moet namelijk alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 de hoge Awf-premie toegepast worden.
Wijziging contracturenherziening vanaf 2025
Vanaf 2025 bedraagt de grens waaronder je moet controleren of de verloonde uren meer dan 30% hoger zijn dan de contracturen, gemiddeld 30 uur of minder per week in plaats van gemiddeld minder dan 35 uur per week. Deze wijziging betekent dat je:
Behalve de herziening als de verloonde uren meer dan 30% afwijken van de contracturen, moet de lage Awf-premie ook worden herzien naar de hoge Awf-premie als een nieuwe werknemer binnen twee maanden na indiensttreding ontslag neemt of wordt ontslagen. Deze herziening is niet afhankelijk van het aantal contracturen en geldt dus bij alle contracten.
Jaarlijks draag je als werkgever sociale premies af voor de Werkhervattingskas (Whk). Het gemiddelde premiepercentage van de premiecomponent WGA daalde in 2024 nog van 0,87 in 2023 naar 0,77% in 2024. In 2025 stijgt dit gemiddelde premiepercentage weer naar 0,83%, maar blijft daarmee nog onder het percentage van 2023. Het gemiddelde percentage van de premiecomponent ZW-flex daalde in 2024 van 0,66 in 2023 naar 0,45% in 2024, maar bedraagt in 2025 weer 0,50%.
De premiecomponent WGA geldt voor alle dienstbetrekkingen waarvoor premies werknemersverzekeringen moeten worden afgedragen. De premiecomponent ZW geldt alleen voor flexibele en tijdelijke dienstbetrekkingen.
Gemiddelde premieplichtig loon
Hoe de gedifferentieerde premie Whk wordt berekend, hangt af van de grootte van jouw onderneming. Op basis van de loonsom in 2023 wordt bepaald in welke categorie jij als werkgever in 2025 valt. De basis hiervoor is het gemiddelde premieplichtig loon. Dit bedraagt in 2024 nog € 37.700 en stijgt in 2025 naar € 39.600.
Grenzen kleine/middelgrote/grote werkgever
De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers ligt in 2025 bij een loonsom van maximaal € 990.000 (in 2024 € 942.500). Werkgevers met in 2025 een loonsom van meer dan € 3.960.000 (in 2024 € 3.770.000) vallen in de categorie grote werkgever.
Het gaat in 2025 dus om de loonsom van twee jaar eerder, dus 2023. Bedroeg de loonsom in 2023 maximaal € 990.000, dan is sprake van een kleine werkgever.
Beschikking van Belastingdienst
Je hebt, als je een grote of middelgrote werkgever bent, eind november 2024 een beschikking van de Belastingdienst ontvangen over de hoogte van de premie. De hoogte daarvan hangt voor grote en middelgrote werkgevers namelijk af van de instroom van werknemers in de ZW en WGA. Heb je binnen zes weken na dagtekening pro forma bezwaar gemaakt tegen de beschikking Whk, in afwachting van instroomlijsten? Dan verleent de Belastingdienst jou uitstel tot en met 30 april 2025 om het bezwaar te motiveren.
Kleine werkgevers hebben in december een mededeling van de Belastingdienst gekregen. Als kleine werkgever betaal je een premie die afhankelijk is van de sector waarin je werkzaam bent. De premie is een vast percentage waartegen je niet in bezwaar kunt komen.
Naast de premiepercentages voor het jaar 2025 kan ook de stijging van het maximale premieloon van invloed zijn op de hoogte van de door jou af te dragen premie. Het maximale premieloon is in 2025 namelijk gestegen naar € 75.864 (in 2024 nog € 71.628). Voor werknemers met een premieloon vanaf € 75.864 kun je als werkgever daarom te maken krijgen met meer verschuldigde premie, ook als de premiepercentages ten opzichte van 2024 zijn gedaald.
De maximale verzuimboetes voor een aangifteverzuim, een betaalverzuim en een correctieverzuim in de loonheffingen zijn per 2025 omhooggegaan.
Aangifteverzuim
Doe je geen aangifte loonheffingen of doe je deze niet op tijd, dan is sprake van een aangifteverzuim. Van zo’n aangifteverzuim is ook sprake als je een onjuiste of onvolledige aangifte doet. Je krijgt hiervoor een boete van € 68, tenzij de aangifte door de Belastingdienst ontvangen is binnen de coulancetermijn van zeven kalenderdagen na de uiterste aangiftedatum.
In uitzonderlijke gevallen kan de Belastingdienst ook een hogere aangifteverzuimboete vaststellen van maximaal € 1.377. Dit kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als je herhaaldelijk geen of te laat jouw aangifte doet. Deze maximale boete gaat per 2025 omhoog naar € 1.675.
Betaalverzuim
Als je de loonheffingen niet of te laat betaalt of je betaalt te weinig, is sprake van een betaalverzuim. De betaalverzuimboete hiervoor is 3% van het te laat betaalde bedrag met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.514. De maximale betaalverzuimboete gaat per 2025 omhoog naar € 6.709.
Er geldt een coulancetermijn van zeven kalenderdagen na de uiterste betaaltermijn. Als je te laat, maar binnen die coulancetermijn betaalt, krijg je geen betaalverzuimboete als je de vorige aangifte wel op tijd en volledig betaalde.
In uitzonderlijke gevallen kan de Belastingdienst ook een hogere betaalverzuimboete vaststellen van maximaal 10% van het te laat betaalde bedrag met een maximum van € 5.514 (in 2024, in 2025 € 6.709). Dit kan de Belastingdienst bijvoorbeeld doen als je herhaaldelijk te laat, niet of te weinig betaalt.
Combinatie aangifte- en betaalverzuim
Doe jij jouw aangifte loonheffingen te laat én betaal je te laat, dan kun je twee boetes krijgen: één voor het aangifteverzuim en één voor het betaalverzuim.
Correctieverzuim
De Belastingdienst kan een correctieverzuimboete opleggen als je een correctie op een aangifte loonheffingen niet, niet op tijd, fout of onvolledig indient. De Belastingdienst gaat terughoudend om met het opleggen van zo’n boete, maar legt deze bijvoorbeeld wel op als je herhaaldelijk een correctie op een aangifte loonheffingen niet, niet op tijd, fout of onvolledig indient.
De maximale correctieverzuimboete die de Belastingdienst dan kan opleggen, bedraagt in 2024 nog € 1.377, maar gaat per 2025 omhoog naar € 1.675.
Vergrijpboete
Als er sprake is van grove schuld of (voorwaardelijke) opzet kan de Belastingdienst ook een vergrijpboete opleggen tot een hoger bedrag.
Als werkgever kun je, onder voorwaarden, de studenten- en scholierenregeling toepassen op het loon van een student.
De studenten- en scholierenregeling
Als je de studenten- en scholierenregeling kunt toepassen, gebruikt je bij het berekenen van de loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zorgverzekeringswet de kwartaaltabel. Hierdoor kun je meer loonheffingskorting in aanmerking nemen, waardoor meestal geen of minder loonheffing hoeft te worden ingehouden op het loon van de student.
Voorbeeld
In de kwartaaltabel is een vierde van het jaarbedrag van de loonheffingskorting verwerkt, in de maandtabel maar een twaalfde deel. Heeft een student in een jaar recht op bijvoorbeeld € 3.960 loonheffingskorting, dan is in de kwartaaltabel € 990 en in de maandtabel € 330 verwerkt. Als de student bijvoorbeeld in de maand juli veel meer dan normaal bij je werkt, kan toepassing van de kwartaaltabel betekenen dat je geen of minder loonheffingen hoeft in te houden op het loon dan bij toepassing van de maandtabel. De student hoeft dan geen moeite te doen om de te veel betaalde loonheffing terug te krijgen via het indienen van een aangifte inkomstenbelasting in het volgende jaar, maar krijgt netto meteen meer.
Het voordeel van de studenten- en scholierenregeling gaat alleen op als de student/scholier alleen bij jou werkt en niet nog elders een andere baan heeft.
Voorwaarden studenten- en scholierenregeling
De studenten- en scholierenregeling is niet op elke student van toepassing. De regeling geldt alleen voor:
Als een buitenlandse student geen ISIC heeft, kan hij/zij deze aanvragen via de website van ISIC.
Toestemming student
Je kunt de regeling alleen toepassen als de student jou daar schriftelijk om verzoekt. Voor dit verzoek is vanaf medio 2024 een ander formulier Model opgaaf gegevens voor de loonheffingen (studenten- en scholierenregeling) beschikbaar gekomen. Dit formulier kun je ook gebruiken voor studenten die geen gebruik willen maken van de studenten- en scholierenregeling.
De studenten- en scholierenregeling kan alleen worden toegepast als de werkgever ook de loonheffingskorting toepast. De student moet daarom bij de keuze voor de studenten- en scholierenregeling in het formulier ook aangeven dat hij of zij wil dat de werkgever de loonheffingskorting toepast.
Geen studenten- en scholierenregeling
Kiest de student niet voor toepassing van de regeling, dan wordt er mogelijk te veel loonheffing ingehouden op het loon. De student kan deze terugkrijgen via de aangifte inkomstenbelasting.
Heb je vragen over dit nieuwsartikel? Neem gerust contact op met een van onze adviseurs. Wij helpen je graag. Bekijk ook de andere artikelen van onze lonenspecial.