De Wet toekomst pensioenen is per 1 juli 2023 ingegaan, maar er geldt wel een overgangsregime voor bestaande pensioenregelingen tot 2028.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige pensioenstelsel:
Uiteraard moet de hele pensioentransitie goed vastgelegd worden door middel van een transitieplan (waarin alle keuzes en gevolgen worden uitgelegd) en een communicatieplan. Daarmee moeten zowel interne als externe toezichthouders instemmen. Het individuele bezwaarrecht van artikel 85 Pensioenwet is tijdelijk buiten werking gesteld. Nu kan een individuele werknemer bezwaar maken bij een collectieve waardeoverdracht. Om te bewerkstelligen dat iedereen overgaat naar het nieuwe systeem, is besloten dat hiertegen geen bezwaar mogelijk is. Alleen als de werkgever niet invaart of gebruikmaakt van het overgangsregime is formeel geen transitieplan nodig. Dat laat onverlet dat alle keuzes goed moeten worden vastgesteld en besproken moeten worden met de ondernemingsraad en werknemers.
Als blijkt dat de transitie niet per 2028 lukt, kan de termijn (die formeel nog op 2027 staat, maar waarvoor de verlenging naar 2028 wel al is opgenomen in een wetsvoorstel dat inmiddels op 20 mei 2025 door de Tweede Kamer is aangenomen) verlengd worden met een jaar voor individuele pensioenfondsen. De Nederlandsche Bank als toezichthouder geeft hiervoor dan toestemming. Mocht blijken dat het voor heel veel uitvoerders geldt, dan kan er uiteraard een generaal pardon komen vanuit de wetgever. Volgens het eerste advies van de regeringscommissaris, dat op 19 juni 2024 bekend werd, is verdere verlenging van de uiterste transitietermijn overigens niet nodig.
De mogelijkheid voor werknemers om 10% van hun pensioen ineens op te nemen, is opnieuw uitgesteld. De beoogde ingangsdatum is inmiddels 1 juli 2026.
Voorwaarden uitbetalen
In het wetsvoorstel waar dit geregeld wordt, is opgenomen dat je op de dag dat het pensioen ingaat, ineens een bedrag van maximaal 10% van het pensioen kunt opnemen. Dit bedrag mag je vrijelijk besteden.
Je kunt er echter ook voor kiezen om de 10% pensioen op een later moment uit te laten betalen. Echter, dit kan alleen als je pensioeningangsdatum in de maand ligt waarin je de AOW-leeftijd bereikt of als de pensioeningangsdatum op de eerste dag ligt, volgend op die maand.
Weer uitstel
De mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens op te nemen, zou oorspronkelijk op 1 januari 2023 ingaan. Deze ingangsdatum is al diverse keren uitgesteld, inmiddels dus naar 1 juli 2026. Het wetsvoorstel is op 8 oktober 2024 aangenomen in de Tweede Kamer en ligt nu nog ter goedkeuring bij de Eerste Kamer.
Geen combinatie hoog-laagpensioen en overbruggingspensioen
Veel pensioenregelingen bieden nu al de mogelijkheid om eerst een hoger pensioen te ontvangen en daarna een lager, of omgekeerd. De pensioenuitkeringen mogen onderling dan maximaal 25% in omvang verschillen. Ook bieden veel pensioenregelingen de mogelijkheid om te kiezen voor een overbruggingspensioen dat uitkeert tot de AOW-datum. Het is echter niet mogelijk dit te combineren met het ineens opnemen van 10% op de pensioendatum.
Overweegt je medewerker om in de toekomst gebruik te maken van de mogelijkheid om 10% van het pensioen ineens uit te laten betalen? Overleg dan met een van onze adviseurs wat de eventuele (fiscale) gevolgen zijn in de specifieke situatie van jouw medewerker.
De huidige RVU-regeling, de regeling vervroegde uittreding, stopt op 31 december 2025. Na die datum is het niet meer mogelijk om er gebruik van te maken. In oktober 2024 was al een akkoord gesloten voor een verlenging van de versoepeling van de regeling voor mensen met zwaar werk. In de Voorjaarsnota 2025 is nu ook een verlenging van de versoepeling en een verhoging van de drempelvrijstelling opgenomen.
Pseudo-eindheffing RVU
Als een werkgever een uitkering doet zodat een oudere werknemer eerder kan stoppen met werken, is de werkgever hierover een pseudo-eindheffing verschuldigd van 52%. Van een dergelijke regeling voor vervroegde uittreding is sprake als de regeling het effect heeft dat een periode wordt overbrugd tot een pensioenregeling of totdat de AOW start. Ook uitkeringen die een pensioenregeling aanvullen, worden als zodanig aangemerkt
In handreikingen en in de jurisprudentie zijn verduidelijkingen gegeven over de vraag of sprake is van een RVU of niet. Neem voor meer informatie hierover contact op met een van onze adviseurs.
Tijdelijke versoepeling pseudo-eindheffing RVU
Vanaf 1 januari 2021 geldt een tijdelijke versoepeling van de pseudo-eindheffing RVU. Hierdoor kunnen werkgevers maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd van een werknemer een bedrag meegeven aan de werknemer, zonder dat hierover de pseudo-eindheffing verschuldigd is. Dit bedrag is gelijk aan de drempelvrijstelling die jaarlijks opnieuw vastgesteld wordt. Is de RVU-uitkering hoger dan de drempelvrijstelling, dan is over het meerdere wel 52% pseudo-eindheffing verschuldigd.
Jaar | Drempelvrijstelling bruto per maand |
2021 | € 1.847 |
2022 | € 1.874 |
2023 | € 2.037 |
2024 | € 2.182 |
2025 | € 2.273 |
De tijdelijke versoepeling eindigt eind 2025. Er geldt wel overgangsrecht, waardoor er voor een uiterlijk op 31 december 2025 overeengekomen RVU, in de jaren 2026 tot en met 2028 nog gebruik kan worden gemaakt van de drempelvrijstelling.
Verlenging versoepeling en verhoging drempelvrijstelling
In de Voorjaarsnota 2025 is opgenomen dat de versoepeling van de pseudo-eindheffing RVU met drie jaar wordt verlengd, tot en met 2028. Voorwaarde is dat de RVU’s beheerst en meer gericht worden ingezet voor werknemers die door de zwaarte van hun werk niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. Hiervoor is binnen TNO na de zomer van 2025 een expertisecentrum Zwaar werk operationeel, dat als taak heeft de afbakening van de RVU-doelgroep in cao’s te valideren. TNO heeft een kader ontwikkeld van de belastende werkelementen waar TNO naar kijkt bij deze validering. Ook is de handreiking RVU geactualiseerd met de RVU-regeling vanaf 2026.
Er is ook budget opgenomen voor verhoging van de drempelvrijstelling met € 300 per maand. Daarnaast is er budget gereserveerd voor een mogelijke verlenging van de versoepeling vanaf 2029.
Verhogen pseudo-eindheffing tot maximaal 65%
Ter dekking van de verlenging van de versoepeling en verhoging van de drempelvrijstelling is in de Voorjaarsnota 2025 opgenomen dat de pseudo-eindheffing vanaf 2026 in stappen wordt verhoogd tot deze in 2028 65% bedraagt. Ook voor 2029 en 2030 lijkt de heffing op 65% te blijven.
Belastingplan 2026
De verlenging en verhogingen zijn nog niet definitief. Het plan is om de verlenging en verhogingen op te nemen in het Belastingplanpakket 2026, dat op Prinsjesdag 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Daarna moet zowel de Tweede als de Eerste Kamer nog instemmen. Nu het kabinet inmiddels demissionair is, is onduidelijk of deze plannen doorgaan.