De Subsidieregeling praktijkleren biedt werkgevers een vergoeding voor de kosten van loon of begeleiding van een leerling, student, promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). Deze regeling heeft als doel om personeel goed op te leiden en zo beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt.
De Subsidieregeling praktijkleren is beschikbaar voor het vmbo, mbo, hbo, promovendi en toio’s, praktijkonderwijs en VSO. Per onderwijscategorie gelden andere voorwaarden. Het is belangrijk dat je voldoet aan deze voorwaarden en de administratie die daarbij hoort. De voorwaarden voor de verschillende onderwijscategorieën vind je hier.
De Subsidieregeling praktijkleren richt zich vooral op:
Als je in aanmerking komt voor de Subsidieregeling praktijkleren, dan bedraagt deze maximaal € 2.700 per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats. Houd er rekening mee dat dit bedrag lager kan zijn. De definitieve subsidie is namelijk afhankelijk van het aantal goedgekeurde aanvragen.
De Subsidieregeling praktijkleren is in 2023 verlengd tot en met studiejaar 2027/2028.
Tegemoetkoming voor werkgevers voor loon- en begeleidingskosten om personeel beter op te leiden voor de arbeidsmarkt.
Een aanvraag voor het studiejaar 2024/2025 is in 2025 weer mogelijk vanaf maandag 2 juni 2025 tot dinsdag 17 september 2025 17.00 uur.
Vanaf het studiejaar 2024-2025 geldt er voor praktijkplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie geen aanvullende subsidie meer. Deze sectoren kregen vanaf studiejaar 2019-2020 tot en met studiejaar 2023-2024 nog wel een aanvullende subsidie.
Voor praktijkleerplaatsen van mbo-studenten die een opleiding volgen die bijdraagt aan klimaat- en energietransitie komt voor het studiejaar 2025/2026 extra subsidie beschikbaar van maximaal € 500 per praktijkleerplaats. De opleidingen die in aanmerking komen voor deze subsidie zijn opgenomen in bijlage 4 van de subsidieregeling praktijkleren. Het aanvragen van deze subsidie wordt onderdeel van het reguliere aanvraagproces van de subsidieregeling praktijkleren.
Voor praktijkleerplaatsen van mbo-studenten die een opleiding volgen die bijdraagt aan klimaat- en energietransitie komt voor het studiejaar 2025/2026 extra subsidie beschikbaar van maximaal € 500 per praktijkleerplaats. De opleidingen die in aanmerking komen voor deze subsidie zijn opgenomen in bijlage 4 van de subsidieregeling praktijkleren. Het aanvragen van deze subsidie wordt onderdeel van het reguliere aanvraagproces van de subsidieregeling praktijkleren.
Deze subsidie is niet voor mbo-studenten in de beroepsopleidende leerweg (bol) en beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Voor deze studenten kan de werkgever mogelijk wel in aanmerking komen voor de Subsidieregeling praktijkleren voor het mbo.
Meer informatie over de subsidie en de voorwaarden is opgenomen op de website van RVO.nl.
Kinderopvangorganisaties kunnen ook in 2025 weer subsidie aanvragen voor een praktijk(leer)plaats voor doorontwikkeling van groepshulpen. De aanvraagperiode loopt van 3 november 2025 9.00 uur tot en met 28 november 2025 17.00 uur. Het beschikbare budget in 2025 bedraagt € 1.735.000. De subsidie biedt een tegemoetkoming in de loonkosten van groepshulpen en is aan te vragen bij RVO.nl. Het doel is dat door de subsidie meer groepshulpen worden aangenomen en dat zij kunnen doorgroeien in de kinderopvang.
De subsidie bedraagt maximaal € 10.056 per jaar per groepshulp en is afhankelijk van het aantal contracturen dat de groepshulp per week werkt. Een organisatie kan voor maximaal twee groepshulpen subsidie aanvragen.
De subsidie kent een aantal voorwaarden. Zo moet een groepshulp een arbeidsovereenkomst van ten minste twaalf maanden hebben met een startdatum vanaf 1 augustus 2023 of later. Ook moet de groepshulp deelnemen aan scholing via praktijkleren in het mbo (mbo-bbl of mbo-derde leerweg (OVO/ODT) niveau 1 of 2). Deze scholing moet tussen 1 augustus 2023 en 31 oktober 2026 zijn gestart. Verder is vereist dat de kinderopvangorganisatie voor de groepshulp eerder ook subsidie heeft gekregen via de Subsidieregeling praktijkleren of praktijkleren in de derde leerweg.
Als je een aanvraag voor de Subsidieregeling praktijkleren of praktijkleren in de derde leerweg hebt gedaan voor een groepshulp, vraag dan ook altijd de subsidie voor groepshulpen in de kinderopvang aan. Als je wacht totdat de beslissing op je aanvraag op de subsidie praktijkleren (in de derde leerweg) is genomen, ben je waarschijnlijk te laat om nog de subsidie voor groepshulpen in de kinderopvang aan te vragen.
De subsidie is ook in 2026 nog beschikbaar. Het beschikbare budget voor 2026 bedraagt € 1.775.000.
Er ligt een plan om een fiscale regeling te introduceren om de toegang tot talentvolle werknemers voor start-ups en scale-ups te verbeteren. De bedoeling is dat door een nieuwe fiscale regeling voor aandelenopties, medewerkersparticipatie wordt bevorderd en daarmee start-ups succesvoller kunnen doorgroeien naar scale-ups.
Belastingkorting aandelenopties
Het voorstel is om een belastingkorting in de loonbelasting te introduceren voor voordelen uit aandelenopties voor werknemers van start-ups en scale-ups. De belastingkorting wordt vormgegeven door de grondslag van de voordelen uit aandelenopties te beperken tot 65%, zodat over een lager voordeel belasting wordt geheven. Het doel is om het effectieve tarief uit te laten komen in de belastingheffing in box 2.
Uitstel belastingheffing aandelenopties
Het voorstel is om ook het moment van belastingheffing uit te stellen naar uiterlijk het moment waarop de aandelen – die verkregen zijn na uitoefening van de aandelenopties – worden verkocht. Op die manier hoeft er nog geen belasting betaald te worden als er nog geen geld beschikbaar is.
Definitie start-up en scale-up
In de wet wordt, mede ten behoeve van het nieuwe box 3-stelsel (voorzien vanaf 2028), een definitie van een start-up of scale-up opgenomen:
bedrijfsactiviteiten, en
schaalbare activiteiten en groei te realiseren middels een groeiplan, en
Het is de bedoeling dat RVO straks verantwoordelijk is voor de vaststelling of een onderneming voldoet aan de definitie van een start-up of scale-up en daarvoor een beschikking afgeeft.
Vanaf 2027?
Het doel is om de regeling met ingang van 2027 in werking te laten treden. De regeling wordt uitgewerkt in een wetsvoorstel dat, na een internetconsultatie, in het eerste kwartaal van 2026 wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. Nu het kabinet demissionair is, is onduidelijk of het voorstel ook daadwerkelijk ingevoerd wordt.
Met ingang van 1 januari 2025 is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) voor werkgevers verruimd. Via de WBSO krijgen werkgevers een tegemoetkoming in de kosten van innovatieve werkzaamheden. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van innovatie en van de vraag of het bedrijf een startende onderneming is of niet. Je verrekent de toegekende tegemoetkoming met je af te dragen loonheffing.
Wijziging percentages
Er gelden verschillende percentages qua tegemoetkoming. Deze zijn met ingang van 1 januari 2025 verhoogd. Zo gold in 2024 voor kosten tot € 350.000 een percentage van 32% en voor het meerdere 16%. Vanaf 2025 geldt voor kosten tot € 380.000 een percentage van 36% en voor het meerdere 16%. Verder gold voor starters in 2024 een percentage van 40% voor kosten tot € 350.000. Vanaf 2025 geldt een percentage van 50% voor kosten tot € 380.000.
Tarief/Grens | 2024 | 2025 |
Tarief 1e schijf | 32% | 36% |
Tarief 1e schijf starters | 40% | 50% |
Grens 1e schijf | € 350.000 | € 380.000 |
Tarief 2e schijf | 16% | 16% |
De SLIM-regeling (de Stimuleringsregeling Leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen) kan u helpen personeel gemotiveerd én gekwalificeerd te houden. Slim-subsidie is mogelijk voor:
De SLIM-subsidie is verlengd tot en met 2029 en kent in 2025 twee regelingen: voor individuele mkb-ondernemingen en voor samenwerkingsverbanden in het mkb.
Slim-regeling individuele mkb-ondernemingen
Zowel kleine als middelgrote ondernemingen kunnen een beroep doen op deze regeling. Het subsidiepercentage voor kleine mkb-ondernemingen bedraagt vanaf 2025, net als voor andere ondernemingen, 60%. Dit betekent dat zij niet meer tot 80% (zoals in 2024), maar tot 60% van de subsidiabele kosten als SLIM-subsidie kunnen ontvangen.
Per aanvraag kan maximaal € 25.000 subsidie worden aangevraagd. Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000.
Voor SLIM-subsidies tot € 25.000 hoeft vanaf 2025 achteraf geen verzoek tot vaststelling meer te worden ingediend. Deze subsidie wordt ambtshalve vastgesteld. Ook de verplichtingen tot het maken van een evaluatieverslag en het bijhouden van een administratie vervallen. Wat blijft in 2025, is dat vooraf 50% van het subsidiebedrag als voorschot wordt betaald.
Voor de SLIM-regeling voor mkb-ondernemingen zijn in 2025 twee aanvraagtijdvakken (van 3 maart 2025 9.00 uur tot en met 31 maart 2025 17.00 uur én van 1 september 2025 9.00 uur tot en met 30 september 2025 17.00 uur). Voor mkb-ondernemingen is in 2025 in het eerste aanvraagtijdvak € 12,5 miljoen budget beschikbaar en in het tweede aanvraagtijdvak eveneens € 12,5 miljoen. In 2024 was dit € 15 miljoen respectievelijk € 16.131.000.
Vanaf 2025 is de SLIM-subsidie van maximaal € 2.700 voor een praktijkleerplaats voor een beroepsopleiding of in de derde leerweg bij een erkend leerbedrijf vervallen.
Slim-regeling samenwerkingsverbanden
Een samenwerkingsverband moet uit minimaal twee mkb-ondernemingen bestaan. Het subsidiepercentage bedraagt 60% van de subsidiabele kosten. Per aanvraag kan maximaal € 500.000 subsidie worden aangevraagd (maximaal € 200.000 per samenwerkingspartner). Voor landbouwbedrijven bedraagt dit maximum € 20.000, voor visserijbedrijven € 30.000 en voor goederenvervoer over de weg € 100.000. De subsidiabele kosten moeten minimaal € 210.000 bedragen.
Vanaf 2025 kunnen ook samenwerkingsverbanden een voorschot krijgen van 25% van het verleende subsidiebedrag. Als het initiatief langer dan twaalf maanden duurt, kan aanvullend nog een voorschot van 50% van het subsidiebedrag aangevraagd worden als in de eerste twaalf maanden minimaal 50% van de projectkosten gemaakt zijn.
Voor het opstellen van een controleverklaring door een accountant – dit is bij subsidies van € 125.000 of meer verplicht –, wordt vanaf 2025 een vaste vergoeding van € 3.000 verstrekt. Deze vaste vergoeding geldt ook voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen. Als de subsidie echter al is verleend, wordt die verleende subsidie niet verhoogd met dit bedrag. Het is wel mogelijk om de begroting te herverdelen en het bedrag van € 3.000 daarin op te nemen.
Voor samenwerkingsverbanden is in 2025 één aanvraagtijdvak (van 2 juni 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur). Voor samenwerkingsverbanden is in 2025 € 20 miljoen budget beschikbaar. In 2024 was dit nog € 22,5 miljoen.
Geen aparte SLIM-regeling meer voor grootbedrijven
Voor grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie is het vanaf 2025 niet meer mogelijk om een beroep te doen op de SLIM-regeling. Gebleken is dat deze oorspronkelijke doelgroep niet veel gebruikmaakte van de regeling. Overigens kunnen deze bedrijven nog wel als deelnemer in een samenwerkingsverband aanspraak maken op de SLIM-regeling.
Overige wijzigingen vanaf 2025
Vanaf 2025 gelden nog meer wijzigingen. Zo is onder meer nadrukkelijk in de regeling opgenomen dat activiteiten niet voor de SLIM-subsidie in aanmerking komen als deze alleen ten goede komen aan bestuurders of eigenaren van een onderneming. De bestuurder of eigenaar mag wel deelnemen aan de activiteit, maar niet de enige doelgroep zijn.
Ook kan een subsidieaanvrager vanaf 2025 maximaal drie maanden uitstel aanvragen als de subsidiabele activiteiten niet op tijd zijn afgerond door omstandigheden die hem niet zijn aan te rekenen. Deze uitstelaanvraag is ook mogelijk voor SLIM-subsidies die vóór 2025 zijn verkregen.
Werkgevers kunnen vanaf 10 maart 2025 SLIM-scholingssubsidie aanvragen. Dit is een nieuwe subsidie om nieuwe en huidige werknemers op te leiden voor een functie in een maatschappelijk cruciale sector.
Maatschappelijk cruciale sector
De subsidie is bedoeld om in- en doorstroom in maatschappelijk cruciale sectoren te stimuleren en daarmee personeelstekorten terug te dringen. Het gaat om de sectoren:
Voor wie?
De subsidie kan worden aangevraagd door werkgevers die praktijkgerichte opleidingen, dus werken en leren tegelijkertijd, aanbieden aan nieuwe of huidige werknemers.
Ook geregistreerde gastouderbureaus kunnen subsidie aanvragen voor nieuwe of huidige gastouders die bij hen zijn aangesloten.
Collectieven die bestaan uit ten minste een O&O-fonds en/of een of meer werkgeversverenigingen en een of meer werknemersverzekeringen, kunnen de subsidie vanaf september 2025 ook aanvragen.
Ontwikkelpaden
Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet de opleiding onderdeel uitmaken van een functie of specialisatie uit een van de Ontwikkelpaden. Deze Ontwikkelpaden zijn gepubliceerd op Rijksoverheid.nl.
Andere voorwaarden
Er gelden nog meer voorwaarden. Zo mag de opleiding niet al vóór 28 februari 2025 zijn ingekocht of zijn gestart en moet de opleiding uiterlijk binnen dertien weken na het aanvragen van de subsidie van start gaan. Ook mogen aan degene die opgeleid wordt geen kosten in rekening worden gebracht.
Hoogte subsidie
De hoogte van de subsidie is te vinden in de gepubliceerde Ontwikkelpaden op Rijksoverheid.nl. De hoogte is afhankelijk van het NLQF-niveau. Bij niveau 1, 2 of 3 bedraagt de subsidie 90% van de kosten voor scholing, bij niveau 4 40%.
De subsidiabele kosten zijn de in de factuur van de aanbieder vermelde kosten, voor zover dit les-, cursus-, college- of examenkosten zijn. Ook de door de opleider verplicht gestelde literatuur is subsidiabel, mits deze literatuur direct noodzakelijk is voor het volgen en afronden van de opleiding.
Aanvragen
Aanvragen kan via het subsidieportaal Uitvoering Van Beleid gedurende twee tijdvakken: 10 maart 2025 9.00 uur tot en met 30 juni 2025 17.00 uur en 1 juli 2025 9.00 uur tot en met 10 november 2025 17.00 uur.
Meer informatie over de subsidie, de voorwaarden en het aanvragen van de subsidie vind je op de website Uitvoering Van Beleid van SZW.
De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) is bedoeld om werkgevers te stimuleren mensen met een kwetsbare positie in dienst te nemen en te houden. In de Wtl is vanaf 2025 nog maar één instrument opgenomen: het loonkostenvoordeel (LKV). Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is per 1 januari 2025 afgeschaft, het Jeugd-LIV al per 1 januari 2024.
Afschaffing LIV per 2025
Per 1 januari 2025 is het LIV afgeschaft. U had voor het jaar 2024 nog wel recht op het LIV voor werknemers die rond het minimumloon verdienden (gemiddeld per uur van minimaal € 14,33 tot en met maximaal € 14,91). Er golden nog meer voorwaarden voor het LIV, onder meer dat voor de werknemer in 2024 minimaal 1248 uren verloond zijn. Hoewel het LIV in 2025 is afgeschaft, vindt uitbetaling van het LIV 2024 nog wel plaats in juli/augustus 2025.
Vanaf 2 mei 2025 kun je geen correcties meer doorgeven voor de berekening van de definitieve LIV. Correcties op aangiften 2024 die uiterlijk op 1 mei 2025 zijn gedaan, worden nog meegenomen in de definitieve berekening van het LIV. De beschikking Wtl 2024 waarin deze definitieve berekening is opgenomen, ontvangt de werkgever vóór 1 augustus 2025.
Om de afschaffing van het LIV voor sociaal ontwikkelbedrijven te verzachten, ontvangen gemeenten vanaf 2025 een compensatie voor het afschaffen van het LIV.
Is bij je sprake geweest van overgang van een onderneming? Laat dan controleren of je mogelijk toch recht hebt op LIV of Jeugd-LIV. Een gerechtshof oordeelde namelijk dat ook recht kan bestaan op Jeugd-LIV en LIV na overgang van een onderneming, omdat de verloonde uren van de (in die casus) eenmanszaak en de bv waarin deze was ingebracht bij elkaar opgeteld mogen worden. Voor het jaar 2024 kun je in bezwaar tegen de beschikking Wtl 2024 die je vóór 1 augustus 2025 van de Belastingdienst ontvangt. Voor voorgaande jaren kun je alleen nog iets doen als je eerder bezwaar maakte tegen de beschikking Wtl over die jaren en als dat bezwaar of beroep nog niet is afgesloten.
Loonkostenvoordelen
Voor bepaalde groepen werknemers die moeilijker aan werk komen, heb je ook in 2025 onder voorwaarden recht op een loonkostenvoordeel (LKV). Er zijn vier verschillende soorten LKV’s: voor oudere werknemers, voor arbeidsgehandicapte werknemers, voor de doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden en voor herplaatsing van arbeidsgehandicapte werknemers. Voldoe je voor een werknemer aan de voorwaarden voor meerdere LKV’s, dan kun je toch maar een beroep doen op een van de regelingen (naar keuze).
Stapsgewijze afbouw LKV oudere werknemers
Vanaf 2025 wordt het LKV voor werkgevers die oudere werknemers in dienst hebben stapsgewijs afgebouwd. Of die afbouw plaatsvindt en hoe, is afhankelijk van de vraag of de dienstbetrekking vóór 1 januari 2024 begon of niet.
Je moet over een doelgroepverklaring beschikken voor de werknemer. Deze kan de werknemer aanvragen bij het UWV of – bij een bijstandsuitkering – bij de gemeente. De doelgroepverklaring moet binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking zijn aangevraagd.
Start de dienstbetrekking van uw oudere werknemer in 2025, ga dan na of je voor de werknemer misschien ook recht hebt op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Dit LKV wordt namelijk niet afgeschaft en bedraagt ook € 3,05 per verloond uur, met een maximum van € 6.000. Als je een beroep op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer kunt doen, word je dus niet geraakt door de afschaffing van het LKV oudere werknemer.
Verruiming LKV herplaatsen werknemer met arbeidshandicap
Vanaf 2025 zijn de criteria van het LKV herplaatsen werknemer met arbeidshandicap verruimd. Je hebt vanaf 2025 ook recht op dit LKV als de werknemer in de wachttijd al (gedeeltelijk) is gaan werken, na de wachttijd recht op een WIA-uitkering ontstaat en hij bij zijn werkgever blijft werken. De werknemer moet dan na afloop van de 104 weken wachttijd wel binnen drie maanden na ontvangst van de WIA-toekenning een doelgroepverklaring aanvragen bij het UWV. Ook wordt de mogelijkheid ingevoerd om bij wisseling van werkgever het resterende recht op een loonkostenvoordeel mee te kunnen nemen.
Bedragen LKV 2025
Hoeveel loonkostenvoordeel je krijgt, hangt af van het aantal verloonde uren en van het soort loonkostenvoordeel. De bedragen voor 2025, die in 2026 worden uitbetaald, zijn:
Loonkostenvoordeel | Bedrag per verloond uur | Maximumbedrag per jaar |
Oudere werknemer | € 1,35 | € 2.600 |
Oudere werknemer die voor 2024 in dienst kwam | € 3,05 | € 6.000 |
Arbeidsbeperkte werknemer | € 3,05 | € 6.000 |
Doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden | € 1,01 | € 2.000 |
Herplaatsen arbeidsbeperkte werknemer | € 3,05 | € 6.000 |
Recht op LKV bij overgang van onderneming
Bij overgang van een onderneming gaan ook de werknemers over naar een nieuwe werkgever. De Belastingdienst ging ervan uit dat het recht op een LKV in zo’n situatie nooit mee overgaat naar de nieuwe werkgever. De Hoge Raad heeft echter op 24 mei 2024 geoordeeld dat een loonkostenvoordeel (LKV) niet vervalt bij een overgang van een onderneming.
Was in jouw situatie ook sprake van overgang van een onderneming, dan blijft het recht op een LKV dus bestaan, mits aan de voorwaarden voor toepassing van het LKV is voldaan. Om in 2025 recht te hebben op het LKV, dien je in de aangifte loonheffingen 2025 het vinkje voor het LKV aan te zetten.
Het oordeel van de Hoge Raad is mogelijk ook van toepassing op contractovernames waarbij de arbeidsovereenkomst door een nieuwe werkgever ongewijzigd wordt voortgezet.
Andere wijziging in LKV’s
Het Wetsvoorstel banenafspraak is in de eerste helft van 2025 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen en treedt voor een deel per 1 januari 2026 in werking. Vanaf 2026 treden de volgende wijzigingen in werking:
Er komt vanaf een nog nader te bepalen ingangsdatum een soort bonusregeling. Deze houdt in dat wanneer er een extra heffing komt voor werkgevers omdat onvoldoende werknemers uit de doelgroep banenafspraak aan het werk zijn, de bedragen voor dit LKV substantieel verhoogd worden en de werkgever nog steeds een voordeel kan behalen.
Verder wordt in aparte wetsvoorstellen nog een verdere verbreding van de doelgroep banenafspraak uitgewerkt met:
Voor werknemers met een arbeidsbeperking die niet in staat zijn met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, kun je onder bepaalde voorwaarden een loonkostensubsidie krijgen. Deze subsidie compenseert het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het minimumloon. De maximale subsidie is 70% van het referentiemaandloon. Je kunt daarnaast ook een vergoeding voor de werkgeverslasten krijgen van 25% van de loonsom waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt.
Je dient de aanvraag voor de loonkostensubsidie in bij de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. De gemeente moet binnen vijf weken na vaststelling van de loonwaarde (of een beslissing dat een loonwaardemeting achterwege kan blijven) een beschikking afgeven over de aanvraag.
Aanvragen moet in beginsel vóór de start van het dienstverband of binnen één maand na de start. Voor een bepaalde doelgroep kun je ook binnen zes maanden na de start de loonkostensubsidie aanvragen. Het gaat hierbij onder meer om schoolverlaters uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of de entreeopleiding mbo en voor mensen die vallen onder de re-integratieverantwoordelijkheid van de gemeente.
Naast de hiervoor beschreven subsidies en tegemoetkomingen zijn er nog meer regelingen, bijvoorbeeld:
via een proefplaatsing een werknemer twee maanden op proef laten werken.