In 2020 verandert er niets in de bijtelling voor nieuwe auto's met een CO2-uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer. Deze blijft, net als in eerdere jaren, gehandhaafd op 22%. Wel gaat de bijtelling voor de elektrische auto veranderen. Ook voor auto's – elektrische en niet-elektrische – die in 2015 voor het eerst op kenteken zijn gezet, kan de bijtelling in de loop van 2020 veranderen.
De bijtelling voor de volledig elektrische auto wordt verhoogd van 4% naar 8% voor het deel van de catalogusprijs tot € 45.000. Voor een auto die duurder is dan € 45.000, geldt een bijtelling van 22% over het meerdere. Dit geldt overigens alleen voor elektrische auto's die een datum eerste toelating (DET) vanaf 1 januari 2020 hebben.
Hoe de verhoging voor 2020 uitwerkt, hebben wij hieronder met een voorbeeld toegelicht.
Voorbeeld:
Een werknemer heeft een elektrische auto met een catalogusprijs van € 90.000. Bij datum eerste toelating in 2019 betaalt deze werknemer 4% bijtelling over € 50.000 en 22% over de resterende € 40.000, oftewel € 10.800 per jaar. Bij datum eerste toelating in 2020 betaalt dezelfde werknemer 8% bijtelling over € 45.000 en 22% over de andere € 45.000, oftewel € 13.500 per jaar. Dit komt neer op een verschil van € 2.700 per jaar.
De bijtelling voor elektrische auto's gaat de komende jaren verder omhoog. Voor 2021 gaat de bijtelling naar 12% over de eerste € 40.000 van de cataloguswaarde en 22% over het meerdere. Van 2022 tot en met 2024 wordt de bijtelling 16% en in 2025 17%. Over deze jaren wordt de verlaagde bijtelling ook alleen toegepast over de eerste € 40.000 van de cataloguswaarde.
Let op!
Vanaf 2026 krijgt een elektrische auto dezelfde bijtelling als andere auto's.
Let op!
De bijtelling wordt vastgesteld voor 60 maanden, geldend vanaf de eerste maand na de maand waarin de auto voor het eerst is toegelaten.
De wijziging dat het bijtellingspercentage van 22% wel telt voor de cataloguswaarde boven € 45.000, geldt weer niet voor auto's op waterstof. Wel wordt de bijtelling ook voor deze auto's in 2020 verhoogd naar 8%, maar dan over de gehele cataloguswaarde. De reden is dat de overheid die techniek een extra steuntje in de rug wil geven.
De eerder aangekondigde plannen om deze uitzondering ook voor auto's die volledig op zonne-energie rijden beschikbaar te maken, staan nog altijd op de agenda. De verwachting is dat deze auto's met ingang van 2021 ook onder deze uitzondering zullen vallen.
Samenvattend:
CO2-uitstoot | Bijtelling |
0 (op batterij) | 8% tot € 45.000, daarboven 22% |
0 (op waterstof) | 8% onbeperkt |
Meer dan 0 | 22% |
Voor auto's uit 2015 zal in de loop van 2020 de 60-maandenperiode verstrijken. Dit betekent dat auto's die in 2015 voor het eerst op kenteken zijn gezet, in de loop van 2020 mogelijk met een nieuwe bijtelling te maken krijgen (als de kentekenregistratie pas in december 2015 plaatsvond, is dit pas per 1 januari 2021).
Voor elektrische auto's geldt in dat geval dat deze te maken krijgen met een bijtelling van 11% tot € 45.000 en 25% over het meerdere (waterstofauto's hebben 11% over de volledige cataloguswaarde). Deze bijtelling zal vervolgens de komende jaren stijgen volgens de percentages onder het eerdere kopje 'Verdere stijging bijtelling', omdat daarvoor geen nieuwe termijn van 60 maanden gaat lopen. Voor auto's met CO2-uitstoot geldt in alle gevallen dat de bijtelling 25% wordt na het verstrijken van de 60-maandenperiode. Zie ook onderstaande tabel.
CO2-uitstoot | Bijtelling na 60 maanden |
0 (op batterij) | 11% tot € 45.000, daarboven 25% (verdere stijging vanaf 2021) |
0 (op waterstof) | 11% onbeperkt |
Meer dan 0 | 25% |
Het bovenstaande geldt trouwens ook voor elektrische auto's van vóór 2015. Zo ging de bijtelling voor bijvoorbeeld de elektrische auto uit 2014 in de loop van 2019 al naar 7% over de eerste € 50.000 en 25% over de rest. In 2020 wordt dit dus 11% over de eerste € 45.000 en 25% over de rest.
Met ingang van 1 januari 2020 is er een nieuwe fiscale regeling voor een fiets van de zaak. Per die datum bestaat er een vast bijtellingspercentage van 7% per jaar van de consumentenadviesprijs – oftewel de oorspronkelijke nieuwwaarde – van de fiets. Dat is de in Nederland door de fabrikant of importeur publiekelijk kenbaar gemaakte prijs van de fiets bij verkoop aan de afnemer. Er komt nog een database waarin alle consumentenadviesprijzen worden opgenomen. De consumentenadviesprijs geeft een eenduidig uitgangspunt om de waarde van het privévoordeel te bepalen.
De nieuwe regeling geldt alleen voor een fiets die de werkgever mede voor zakelijk gebruik aan een werknemer ter beschikking stelt. Dit betekent dat de werkgever de fiets moet aanschaffen of de werkgever de fietst leaset via een leasemaatschappij. De werknemer krijgt de fiets niet in eigendom, hij mag er alleen gebruik van maken. Zakelijk, voor het woon-werkverkeer, maar ook privé. De fiets blijft eigendom van de werkgever, daarom moet de werknemer de fiets teruggeven als hij deze niet meer voor het woon-werkverkeer gebruikt of als hij bij de werkgever uit dienst treedt.
Tip!
Onder fiets wordt ook een elektrische fiets en een zogenaamde 'speed pedelec' verstaan.
Voor het privégebruik van de fiets geldt vanaf 2020 een forfaitaire bijtelling van 7% van de consumentenadviesprijs. Net als bij de auto van de zaak wordt de bijtelling bij het loon geteld en moet hierover loonbelasting worden inhouden. Wat het gebruik van de fiets de werknemer uiteindelijk kost, is mede afhankelijk van de hoogte van het loon van de werknemer.
Tip!
Overigens staat het de werkgever vrij om vanuit de vrije ruimte van de werkkostenregeling een fiets met vrijstelling van loonbelasting ter beschikking te stellen aan zijn werknemer.
Voorbeeld:
Werkgever stelt aan werknemer een fiets van € 2.000 ter beschikking. De bijtelling is 7% x € 2.000 = € 140 per jaar. Bij een belastingtarief van 37,35% (in 2020 tot een inkomen van € 68.507), kost de fiets de werknemer dus slechts € 52 per jaar.
Een belangrijk aandachtspunt bij deze regeling is de vaste onbelaste reiskostenvergoeding. Houd er als werkgever rekening mee dat je een werknemer met een fiets van de zaak geen onbelaste vergoeding meer kunt geven voor zakelijk gefietste kilometers, waaronder het woon-werkverkeer. Dat kan alleen voor kilometers die hij fietst op een fiets die zijn eigendom is. Indien de werknemer met eigen auto naar de zaak reist, mag de werknemer ook een onbelaste reiskostenvergoeding ontvangen.
Voor het zakelijk gebruik van de eigen fiets kun je een werknemer onbelast € 0,19 per kilometer geven. Iemand die bijvoorbeeld 5 km van de zaak woont, kun je dus 5 x 2 x € 0,19 = € 1,90 per dag onbelast vergoeden. Gebruikt de werknemer de fiets op 100 dagen per jaar voor het woon-werkverkeer, dan is dit dus € 190 netto.
Tip!
Ga eerst met jouw personeel om de tafel of er wel animo is voor een fiets van de zaak, met name als je nu een reiskostenvergoeding verstrekt. Zorg altijd dat de werknemer zich voldoende bewust is van het feit dat hij mogelijk zijn reiskostenvergoeding verliest.
De bijkomende kosten van bijvoorbeeld onderhoud of van een verzekering van de fiets komen ook voor rekening van de werkgever, omdat hij de fiets in eigendom heeft. Deze aftrekbare kosten komen gewoon ten laste van de winst.
Tip!
Het is werkgevers wel toegestaan om werknemers een tegemoetkoming in deze kosten te vragen in de vorm van een eigen bijdrage voor privégebruik. Deze eigen bijdrage mag onder voorwaarden in mindering worden gebracht op de bijtelling.
De regeling geldt ook voor ondernemers in de inkomstenbelasting of voor de dga met een bv. In het eerste geval wordt de forfaitaire bijtelling bij de winst geteld, bij de dga wordt de bijtelling – net als bij andere werknemers – ingehouden op het loon.
Bij twijfel moet de inspecteur aannemelijk maken dat een zakelijke fiets ook voor privégebruik ter beschikking staat. Dit is in ieder geval zo als de fiets voor het woon-werkverkeer ter beschikking staat.
Tip!
Bij een terbeschikkinggestelde fiets wordt 7% van de waarde per jaar belast. Leg wel vast dat de fiets jouw eigendom blijft en teruggegeven of overgenomen moet worden bij het einde van de dienstbetrekking.
Naast het ter beschikking stellen van een fiets van de zaak, blijven in 2020 ook de andere mogelijkheden bestaan waarmee een fiets aan het personeel kan worden vergoed of verstrekt. Ook kan nog altijd een renteloze lening worden verstrekt voor de aanschaf van een fiets.
Bij het vergoeden of verstrekken van de fiets wordt de fiets eigendom van de werknemer. In beginsel is deze vergoeding/verstrekking belast loon voor de werknemer. Wel kan de werkgever de vergoeding aanwijzen als eindheffingsloon, waarmee deze ten laste komt van de vrije ruimte in de werkkostenregeling.
Dit geldt ook wanneer de werknemer een (gedeeltelijke) eigen bijdrage betaalt door brutoloon, vakantiegeld of andere brutoloonbestanddelen in te leveren in ruil voor de vergoeding of verstrekking van de fiets. Deze eigen bijdrage biedt voor de werknemer dan weliswaar een fiscaal voordeel ten opzichte van een eigen bijdrage uit het nettoloon, maar voor de werkgever geldt nog steeds dat de volledige waarde van de fiets aan de vrije ruimte van de werkkostenregeling toegewezen dient te worden. Wanneer de vrije ruimte wordt overschreden, is de werkgever een eindheffing van 80% over het meerdere verschuldigd.
Bij deze variant verstrekt de werkgever een lening aan de werknemer, die van deze lening een fiets aanschaft. Ook in dit geval wordt de werknemer eigenaar van de fiets. De lening is geen loon en valt dus buiten de werkkostenregeling. Bovendien mag de lening renteloos zijn; voor het rentevoordeel geldt bij een lening voor de aanschaf van een fiets onder de werkkostenregeling namelijk een nihilwaardering.
Vanzelfsprekend moet de lening wel worden afgelost door de werknemer. Deze aflossing vindt plaats via een maandelijkse inhouding op het nettoloon van de werknemer. De fiets kost de werkgever uiteindelijk dus niets.
Wanneer de werknemer geen (fiscaal optimale) reiskostenvergoeding ontvangt terwijl hier volgens de fiscale wet- en regelgeving en de cao wel ruimte voor is, is het mogelijk deze tijdelijk wel aan de werknemer toe te kennen, in ruil voor het inleveren van brutoloon (op dit moment is dat maximaal € 0,19 per kilometer).
Met deze reiskostenvergoeding betaalt de werknemer dan iedere maand een deel van de lening af. Nadat de lening voor de fiets is afgelost, wordt de extra onbelaste reiskostenvergoeding stopgezet en wordt de oorspronkelijke situatie voor de werknemer hersteld.
Deze werkwijze kan zowel voor de werkgever als de werknemer een fiscaal voordeel opleveren. De werknemer bespaart immers belasting over het uitgeruilde loon, terwijl de werkgever hierover geen werkgeverslasten hoeft af te dragen.
Tip!
Met betrekking tot de fiets zijn verschillende opties mogelijk. Het is goed om deze naast elkaar te leggen om te zien welke voordelen en/of nadelen de diverse regelingen hebben.
Heb je vragen naar aanleiding van een of meerdere van de onderdelen van dit nieuwsitem? Wij adviseren je graag. Neem gerust contact met ons op.