De tijdelijke vrijstelling voor ‘gewasrotatie’ (GLMC 7) en ‘niet-productief areaal’ (GLMC 8) vervalt per 2024. Dit betekent dat je aan de betreffende voorwaarden moet voldoen als je GLB-subsidies wilt ontvangen. Voor bepaalde bedrijven blijft een vrijstelling van toepassing.
Voor de gewasrotatie-eis op bouwland gelden de volgende hoofdregels.
Daarnaast geldt dat je op zand- en lössgrond eenmaal in de vier jaar een rustgewas moet telen. Deze verplichting geldt ook vanuit de mestwetgeving,
Het is toegestaan om de ‘1/3e-eis’ in te vullen met een vanggewas na de hoofdteelt. Je hoeft dan geen andere hoofdteelt te telen. Het vanggewas moet wel blijven staan tot aan de start van de hoofdteelt in het opvolgende jaar.
Teel je verschillende gewassen op bouwland? Of pas je veel grondruil toe? Dan zijn de voorwaarden vaak niet zo’n probleem. Bij continuteelt kun je de ‘1/3e-eis’ wellicht invullen met een (verplicht) vanggewas. Let op: het vanggewas mag je pas net voor de inzaai van de hoofdteelt vernietigen. Daarnaast moet je wel eenmaal per vier jaar een andere hoofdteelt telen.
Vanaf 2024 moet je daadwerkelijk 4% van jouw bouwland gebruiken als ‘niet-productief areaal’.
Naast niet-productieve gewassen (o.a. groene braak) tellen diverse elementen mee als ‘niet-productief’. Zoals bijvoorbeeld sloten, bufferstroken, houtwallen en bomengroep. Soms geldt een weegfactor groter dan 1,0. De elementen moeten wel ‘aangrenzend’ liggen aan jouw eigen bouwland. De weegfactor van sloten wordt afhankelijk van de aangrenzende rand.
De ‘conditionaliteit’ vergt vanaf 2024 vaak extra maatregelen op jouw bedrijf. Ga na hoe je hier invulling aan kunt geven.