In deze update van de lonenspecial 2021 tref je de belangrijkste wijzigingen aan op het gebied van personeels- en salarisadministratie. In dit nieuwsartikel gaan we in op de loon- en premieheffing.
Het basistarief in de inkomstenbelasting is in 2021 gedaald naar 37,10% (37,35% in 2020). Dit tarief geldt voor het inkomen tot € 68.507. Zowel werkenden als mensen met een uitkering hebben hier een voordeel van.
Tabel 1. Belastingtarieven box 1 voor mensen zonder AOW (2021)
Belastbaar inkomen | Tarief 2021 |
€ 0 t/m € 68.507 | 37,10% |
€ 68.507 of meer | 49,50% |
Heffingskortingen
Naast bovengenoemde wijziging in het belastingtarief is er begin 2021 ook het een en ander gewijzigd in de heffingskortingen. Het besteedbaar inkomen van mensen met een inkomen tot € 68.507 is daardoor toegenomen in 2021. Dit komt door de verhogingen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting bedraagt in 2021 maximaal € 2.837. In 2020 bedroeg dit nog € 2.711. Deze verhoging is vooral gunstig voor de koopkracht van mensen met lagere inkomens.
Arbeidskorting
Naast de algemene heffingskorting stijgt in 2021 ook de arbeidskorting. De maximale arbeidskorting in 2021 bedraagt € 4.205. In 2020 was dit € 3.819. Ook deze verhoging is vooral gunstig voor de koopkracht van mensen met een lager inkomen.
Het wettelijk minimumloon stijgt per 1 juli 2021 met 0,96%. Daarmee komt het minimumloon per maand uit op € 1.701,00. Het minimumloon geldt voor werknemers van 21 jaar en ouder en wordt jaarlijks op 1 januari en 1 juli aangepast aan de cao-lonen. Het minimumloon geldt bij een volledige werkweek. Hoeveel uur dit per week is, verschilt per branche. Dit kan 40 uur zijn, maar sommige branches hanteren een kortere werkweek van bijvoorbeeld 38 of 36 uur.
Minimumjeugdlonen stijgen ook
De minimumjeugdlonen bedragen een vast percentage dat afgeleid is van het minimumloon en stijgen dus ook met 0,96%. Onderstaande tabel geeft voor elke leeftijd een weergave van het per 1 juli 2021 geldende wettelijk minimumloon.
Leeftijd | Staffeling | Per maand | Per week | Per dag |
21 jaar en ouder | 100% | € 1.701,00 | € 392,55 | € 78,51 |
20 jaar | 80% | € 1.360,80 | € 314,05 | € 62,81 |
19 jaar | 60% | € 1.020,60 | € 235,55 | € 47,11 |
18 jaar | 50% | € 850,50 | € 196,30 | € 39,26 |
17 jaar | 39,5% | € 671,90 | € 155,05 | € 31,01 |
16 jaar | 34,5% | € 586,85 | € 135,45 | € 27,09 |
15 jaar | 30% | € 510,30 | € 117,75 | € 23,55 |
Beroepsbegeleidende leerweg
Voor leerlingen die de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) volgen en die de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar hebben, gelden dezelfde bedragen als voor andere jongere werknemers. Maar voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende wettelijke minimumjeugdlonen. Onderstaande tabel geeft hiervan per leeftijd een weergave.
Leeftijd | Staffeling bbl | Per maand | Per week | Per dag |
21 jaar | 100% | € 1.701,00 | € 392,55 | € 78,51 |
20 jaar | 61,50% | € 1.046,10 | € 241,40 | € 48,28 |
19 jaar | 52,50% | € 893,05 | € 206,10 | € 41,22 |
18 jaar | 45,50% | € 773,95 | € 178,60 | € 35,72 |
De nieuwe premies voor de volksverzekeringen en werknemersverzekeringen zijn bekendgemaakt. Deze percentages moet je vanaf 1 januari 2021 hanteren bij het invullen van de loonaangifte van jouw werknemers.
De hoge en lage premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf-premie) zijn 0,24%- punt lager dan in 2020. De premie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof-premie) en de rekenpremie voor de Werkhervattingskas (Whk) zijn iets verhoogd. Daarnaast is het maximumpremieloon hoger dan in 2020.
Het kabinet is van plan, nu de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) (zie paragraaf 1.8) niet doorgaat, de AWf-premies per 1 augustus te verlagen. Deze zullen na verlaging bedragen: 0,34% (AWf-laag, nu 2,7%) en 5,34% (AWf-hoog, nu 7,7%).
Een overzicht van deze premies is ook weergegeven in de onderstaande tabel.
Premies | 2020 | 2021 | |
AOW | Ouderdomsfonds | 17,90% | 17,90% |
ANW | Nabestaandenfonds | 0,10% | 0,10% |
AWf | Algemeen Werkloosheidsfonds | ||
AWf-laag | 2,94% | 2,70% | |
AWf-hoog | 7,94% | 7,70% | |
Ufo | Uitvoeringsfonds voor de overheid | 0,68% | 0,68% |
Sfn/Ufo | Uniforme opslag kinderopvangtoeslag | 0,50% | 0,50% |
Aof | Arbeidsongeschiktheidsfonds | 6,77% | 7,03% |
Whk | Werkhervattingskas | 1,28% | 1,36% |
Maximumpremieloon in 2021
Het maximumpremieloon is per 2021 gestegen. In 2021 bedraagt dit op jaarbasis € 58.311. In 2020 was dit € 57.232. JIj als werkgever hoeft geen premies te betalen over het meerdere dat een werknemer verdient. Dit maximumbedrag wordt ook gebruikt bij het berekenen van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw).
De percentages voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) zijn voor 2021 vastgesteld. De premies voor de Zvw zijn per 2021 met 0,3%-punt omhoog gegaan.
Werknemers
Door de verhoging zijn werkgevers voor 2021 voor hun werknemers een premie verschuldigd van 7,0% van het premieloon in plaats van de 6,70% over 2020. Dit is een premiestijging van 4,5%.
Zelfstandigen en dga’s
Voor zelfstandigen en dga’s bedraagt de Zvw-premie vanaf 2021 5,75% in plaats van 5,45% (2020). Dit is een premiestijging van 5,5%.
Bovenstaande wijzigingen worden ook in de onderstaande tabel weergegeven.
Premie | 2020 | 2021 |
Zvw werkgeversheffing | 6,70% | 7,00% |
Zvw werknemersbijdrage | 5,45% | 5,75% |
Premiemaximum omhoog
De Zvw kent ook een premiemaximum. Het maximum stijgt in 2021 van € 57.232 naar € 58.311. Tot dit maximum is Zvw-premie verschuldigd. Dit betekent dat werkgevers in 2021 voor hun personeel maximaal € 248 meer kwijt zijn aan de Zvw-premie dan in 2020.
De subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die werkgevers maken voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. Erkende leerbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie in het mbo krijgen tot en met 2024 een extra toeslag. De subsidieregeling praktijkleren loopt echter tot en met eind 2022. Er is nog niets bekend over een verlenging van de regeling. Daarom is nu nog niet duidelijk hoe de toeslag voor de studiejaren 2022/2023 en 2023/2024 beschikbaar komt.
Bedrijven die een praktijk- of werkleerplaats aanbieden, kunnen deze subsidie voor het lopende studiejaar 2020-2021 tot en met 16 september aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Werkgevers kunnen in de loop van dit studiejaar als gevolg van corona te maken hebben gehad met gedwongen sluiting of met sluiting, omdat voortzetting van het bedrijf volgens de richtlijnen van het RIVM niet verantwoord was. Voor werkgevers die hiermee te maken hebben gehad, wordt de subsidie echter niet verminderd.
Ook voor 2021 kunnen mkb-bedrijven subsidie krijgen voor bepaalde vormen van scholing, namelijk via de Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM). Net als voor het jaar 2020 kunnen de aanvragen voor de subsidieregeling worden ingediend, van 2 maart t/m 31 maart 2021 (nu dus gesloten) en van 1 t/m 30 september 2021. Er is € 15 miljoen beschikbaar gesteld voor de eerste aanvraagperiode in maart. De tweede ronde kan rekenen op € 14,5 miljoen voor de aanvragen in september. Ten opzichte van 2020 is er echter wel wat veranderd. De aanvraagperiode voor grootbedrijven en samenwerkingsverbanden in horeca, landbouw en de recreatie is namelijk aanzienlijk verkort.
De maximale subsidie per werkgever bedraagt € 25.000 (voor landbouwbedrijven max. € 20.000). Voor samenwerkingsverbanden van meerdere organisaties is het maximum € 500.000, waarbij elke partij van het samenwerkingsverband aanspraak maakt op maximaal € 200.000 (voor landbouw, visserij en goederenvervoer gelden afwijkende maxima)). De subsidiabele kosten moeten ten minste € 5.000 of meer bedragen.
Ook landbouw, horeca en recreatiesector
Ook grotere bedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector komen voor de subsidie in aanmerking. Dit vanwege het feit dat in deze sectoren vaak gewerkt wordt met seizoenarbeiders.
Of een bedrijf onder de sector landbouw, horeca of recreatie valt, moet blijken uit de SBI-code van het CBS.
Welke bedrijven komen in aanmerking?
Een bedrijf wordt voor deze regeling als mkb-bedrijf aangemerkt als er minder dan 250 personen werkzaam zijn en bovendien de jaaromzet niet meer dan € 50 miljoen bedraagt en/of het jaarlijkse balanstotaal niet meer dan € 43 miljoen bedraagt.
Derde leerweg mbo
Ondernemers in het mkb die de subsidieregeling gebruiken voor praktijkovereenkomsten, dienen de startdatum van het leer-werktraject in de gaten te houden. Overeenkomsten die reeds voor 1 september 2021 zijn gestart, kunnen namelijk niet via de SLIM-regeling worden gesubsidieerd. Start het leer- en ontwikkeltraject op 1 september 2021, dan is het belangrijk om op 1 september de aanvraag in te dienen.
Je kunt WBSO aanvragen als je ontwikkelings- en/of onderzoeksprojecten uitvoert, maar alleen voor toekomstige werkzaamheden. Een aanvraag dien je dus altijd vooraf in. Om te kunnen inloggen in het aanvraagportaal van RVO.nl heb je eHerkenning eH2+ of hoger nodig. Sinds 1 januari 2021 wordt niveau eH3 geadviseerd. Vanaf 1 juli 2021 kan uitsluitend met eH2+ of met eH3 ingelogd worden. Vraag tijdig eHerkenning aan. Houd rekening met een leveringstermijn van ongeveer twee weken.
Verhoging percentages WBSO
Voor dit jaar zijn de percentages van de WBSO verhoogd. Over de eerste € 350.000 aan innovatieve kosten ontvangt een ondernemer in 2021 40% aan tegemoetkoming in plaats van 32% in 2020. Over het meerdere aan innovatieve kosten is de tegemoetkoming gehandhaafd op 16%.
Ook voor starters
Ook starters krijgen in 2021 meer steun voor innovatie. Het percentage in de WBSO over de eerste € 350.000 aan innovatieve kosten is voor hen gestegen van 40% in 2020 naar 50% in 2021. Over het meerdere blijft ook voor hen de tegemoetkoming 16% van de kosten.
Voor het indienen van een WBSO-aanvraag voor 2021 is de uiterste datum 30 september 2021. Je vraagt dan WBSO aan voor het laatste kwartaal.
Nieuw portaal
RVO opent een nieuw aanvraagportaal voor de WBSO. Je kunt jouw WBSO-aanvraag voor 2021 al via dit nieuwe portaal indienen. Tot april 2021 kon je ook nog gebruikmaken van eLoket met eH2+ of eH3.
Begin dit jaar bestond het plan om investeringen aan te moedigen met een nieuwe investeringskorting, de zogenaamde Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Maar de BIK gaat niet door. Deze wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 ingetrokken, omdat uit informeel overleg met de Europese Commissie blijkt dat er een kans is dat zij de BIK als ongeoorloofde staatssteun beschouwt. Om ondernemers toch tegemoet te komen, wil het kabinet per 1 augustus de premie AWf verlagen (zie ook paragraaf 1.3).
Werkgevers die de kennismigrantenregeling voor een buitenlandse werknemer willen toepassen, mogen dat alleen als deze werknemer elke maand minimaal een bepaald brutoloon ontvangt. Per 1 januari 2021 zijn die salariseisen als volgt vastgesteld:
De bedragen zijn allemaal exclusief de vakantiebijslag waar de werknemer recht op heeft.
Het looncriterium is erg hard. Als een kennismigrant als gevolg van ziekte bijvoorbeeld een lager salaris ontvangt en daarom niet voldoet aan het looncriterium, kan de IND de verblijfsvergunning intrekken.
Wat telt mee voor het salariscriterium?
De IND telt de kostenvergoedingen en vaste toeslagen (zoals een dertiende maand) mee. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
De volgende loonbestanddelen tellen niet mee:
Werkvergunning is niet nodig
Werkgevers hebben voor kennismigranten geen gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid of een tewerkstellingsvergunning nodig. Datzelfde geldt voor werknemers met een Europese blauwe kaart. Daarbij geldt wel de aanvullende eis dat de werknemer een opleiding aan een Nederlandse hogeschool of universiteit heeft afgerond of een gelijkwaardige opleiding in het buitenland. Daarnaast moet het loon van werknemers met een Europese blauwe kaart in 2021 minstens € 5.567 bedragen (exclusief vakantiebijslag).
Erkend referent worden
Van een kennismigrant is sprake als jouw organisatie een buitenlandse werknemer van buiten de Europese Unie (EU) in dienst neemt vanwege zijn technische of wetenschappelijke kennis. Om een kennismigrant naar Nederland te laten komen, moet jouw organisatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zijn aangemerkt als erkend referent. In dat geval heeft de werkgever een bepaalde informatie-, administratie- en zorgplicht, komt hij in het openbaar register erkende referenten en kan hij verblijfsvergunningen aanvragen voor de kennismigrant.
Het vaste bedrag in de gebruikelijkloonregeling voor de dga en zijn partner bedraagt voor 2021 € 47.000. Dga’s kunnen het gebruikelijk loon in 2021 onder voorwaarden lager vaststellen dan € 47.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen betreft:
Let op:
Om het loon lager dan € 47.000 vast te stellen, moet je aannemelijk maken dat het loon uit de vergelijkbaarste dienstbetrekking lager is dan € 47.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon minimaal € 47.000.
Vanwege de coronacrisis is ook in 2021 een lager gebruikelijk loon onder voorwaarden mogelijk. Het gebruikelijk loon over 2021 mag worden afgeleid van het gebruikelijk loon over 2019. Daarbij mag het gebruikelijk loon over 2021 in dezelfde mate worden verlaagd als de daling van de omzet in 2021 ten opzichte van 2019. Voorwaarde is dat die daling ten minste 30% bedraagt.
Sinds begin 2020 kunnen werkgevers die de loonaangifte zelf verzorgen, de aangifte loonheffingen alleen nog maar doen via het nieuwe portaal van de Belastingdienst. Zij zijn verplicht hiervoor eHerkenning te gebruiken en dat brengt kosten met zich mee.
Hoe zat het ook alweer met eHerkenning?
EHerkenning is een veilig, gedigitaliseerd communicatiemiddel waarmee met tal van overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst, gecommuniceerd kan worden. Aan het gebruik ervan zijn kosten verbonden. Op aandringen van de Tweede Kamer is besloten voor deze kosten een tegemoetkoming te verstrekken, vanuit de gedachte dat de belastingaangifte kosteloos gedaan moet kunnen worden.
Om organisaties tegemoet te komen, is er een compensatieregeling. Alle organisaties die eHerkenning alléén nodig hebben voor het doen van hun belastingaangiften (eH3-inlogmiddel van de Belastingdienst) kunnen gebruikmaken van de regeling. Dit geldt niet voor eenmanszaken en zzp’ers. Zij kunnen gratis aangifte doen met DigiD. De regeling compenseert één eHerkenningsmiddel per organisatie per jaar. De machtiging aan een intermediair wordt niet gecompenseerd.
De regeling loopt van november 2020 tot en met juli 2022. Er kan tweemaal compensatie aangevraagd worden: van 30 november 2020 tot en met 31 augustus 2021 (1e jaar) en van 1 september 2021 tot en met 31 juli 2022 (2e jaar). RVO betaalt de vergoeding van € 24,20 inclusief btw rechtstreeks uit aan de ondernemer die kosten heeft gemaakt voor de aanschaf van het eH3-inlogmiddel van de Belastingdienst. Het bedrag van de vergoeding is gebaseerd op de laagste prijs in de markt. De vergoeding kan online aangevraagd worden via RVO.nl.
Ook organisaties die zich niet kunnen inschrijven bij de Kamer van Koophandel en aangifte voor de loonheffingen moeten doen, kunnen compensatie krijgen voor de kosten van eHerkenning. De Belastingdienst heeft voor deze compensatie een onlineformulier beschikbaar gesteld. Een andere vergoeding kan alleen worden verkregen als de aanschaf van eHerkenning niet mogelijk is. Dit geldt bijvoorbeeld voor ambassades.
Voor dergelijke organisaties geldt een vergoeding van noodzakelijke andere kosten, zoals voor de aanschaf en het gebruik van een softwarepakket of het door een intermediair laten indienen van de aangifte. Hiervan worden de werkelijke kosten inclusief btw vergoed tot een maximum van € 450 per kalenderjaar.
De onbelaste vergoedingen voor buitenlandse en binnenlandse dienstreizen van werknemers zijn per 1 januari 2021 gewijzigd. De maximumbedragen verschillen per land, stad en regio en zijn te vinden in de cao Rijk. Hoewel de cao Rijk bedoeld is voor werknemers die onder deze cao vallen, kunnen deze vergoedingen ook worden toegepast voor andere werknemers die wat betreft hun uitgaven vergelijkbaar zijn.
Vaste bedragen
Een werknemer die voor zijn werk in het buitenland is, kan een vaste vergoeding krijgen voor reis- en verblijfkosten, die onder voorwaarden onbelast zijn. Hiervoor hoeven geen bonnetjes of facturen te worden verzameld. Vergoedt u meer dan de genoemde maximumbedragen, dan moet u het meerdere als belast loon aanmerken of aanwijzen als eindheffingsloon in de werkkostenregeling.
Kosten aannemelijk?
Alle kosten die je niet aannemelijk kunt maken, worden belast. De vergoedingen hiervoor moet je ook als loon beschouwen en belasten of opnemen in de werkkostenregeling. Als je de kosten van een overnachting niet aannemelijk kunt maken, mag je een vergoeding van € 11,34 geven. Deze vergoeding is echter wel belastbaar.
Wil je aansluiten bij de cao Rijk? Leg jouw situatie dan voor aan de Belastingdienst om er zeker van te zijn dat je vanuit kostenoogpunt vergelijkbaar bent met een ambtenaar op dienstreis.
De vrijstelling voor vrijwilligers is per 2021 veranderd. Dit betekent dat een vrijwilliger vanaf 1 januari 2021 maximaal € 180 belastingvrij per maand kan ontvangen voor de verrichte diensten, met een maximum van € 1.800 per jaar.
Voorwaarden
De voorwaarde dat voor toepassing van de vrijwilligersregeling sprake moet zijn van een organisatie zonder winstoogmerk blijft ook ongewijzigd. Gewone bedrijven blijven dus uitgesloten van de regeling.
Dit betekent dat het moet gaan om:
De vrijwilliger mag niet tevens een dienstbetrekking hebben bij de organisatie waar hij vrijwilliger is. Daarnaast mag de vrijwilligersvergoeding die hij ontvangt niet in verhouding staan tot de aard van het werk en de ermee gemoeide tijd.
Let op!
Een dienstbetrekking kan worden voorkomen door gebruik te maken van een modelovereenkomst vrijwilligerswerk. De werkzaamheden moeten dan wel conform de overeenkomst worden uitgevoerd.
Wanneer de maxima worden overschreden, is de vrijwilligersregeling niet meer van toepassing. Dat betekent dat er sprake kan zijn van een dienstbetrekking, afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Is dit het geval, dan moeten dus wel loonheffingen worden ingehouden.
Vanaf 1 januari 2012 is het niet langer mogelijk om deel te nemen aan de levensloopregeling. Er is toen overgangsrecht geïntroduceerd voor werknemers die op 31 december 2011 een levensloopaanspraak hadden met een waarde in het economisch verkeer van € 3.000 of meer (einddatum overgangsrecht 31 december 2021).
Op grond van het overgangsrecht geldt dat de werknemer uiterlijk tot 1 januari 2022 de tijd heeft om een bestaande levensloopaanspraak op te nemen. Als de werknemer hier geen gebruik van maakt, is er een fictief genietingsmoment op 31 december 2021. Hierbij geldt dat de (ex-)werkgever inhoudingsplichtig is voor de verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen. Dit overgangsrecht wordt nu aangepast. Voor nog niet opgenomen levensloopaanspraken wordt de datum van het fictieve genietingsmoment vervroegd naar 1 november 2021 (‘fictief genietingsmoment’), om er zo in elk geval voor te zorgen dat de levensloopregelingen voor het einde van 2021 zijn afgewikkeld.
Ten aanzien van het afwikkelen van de bestaande levenslooptegoeden per 1 november 2021 geldt dat:
Als onderdeel van het pensioenakkoord is met ingang van 1 januari 2021 voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-regelingen) de tijdelijke RVU-drempelvrijstelling ingevoerd. Dat betekent dat de RVU-heffing van 52% voor jou als werkgever tijdelijk en onder voorwaarden achterwege blijft, voor zover de betalingen in het kader van de RVU onder het bedrag van de drempelvrijstelling blijven.
De tijdelijke versoepeling is bedoeld om jou als werkgever de mogelijkheid te geven om oudere werknemers tegemoet te komen, die bijvoorbeeld niet hebben kunnen anticiperen op de verhoging van de AOW-leeftijd en niet gezond kunnen blijven werken tot de AOW-leeftijd.
De voorwaarden voor de RVU-drempelvrijstelling zijn als volgt:
Wanneer je als werkgever eerder dan 36 maanden direct voorafgaand aan de AOW-leeftijd een vergoeding in het kader van een RVU uitbetaalt, ben je de reguliere RVU-heffing van 52% verschuldigd. Ook over het gedeelte van het bedrag dat boven de RVU- drempelvrijstelling uitkomt, ben je als werkgever de reguliere RVU-heffing verschuldigd.
Voorbeeld
In dit voorbeeld wordt uitgegaan van een drempelvrijstelling van € 1.847 per maand. Een werknemer bereikt op 20 juni 2024 de AOW-leeftijd. De werknemer ontvangt op 1 juli 2021 een eenmalige RVU-uitkering van de werkgever. De periode tussen het ontvangen van de RVU-uitkering en het bereiken van de AOW-leeftijd bedraagt 35 maanden en 19 dagen. Deze periode mag op hele maanden naar boven worden afgerond, zodat 36 maanden in aanmerking worden genomen voor de drempelvrijstelling. De vrijstelling bedraagt € 66.492 (36 maanden maal € 1.847). De hoogte van de RVU-drempelvrijstelling is gekoppeld aan de hoogte van de netto-AOW en wordt in de jaren 2021 tot en met 2028 jaarlijks herzien om aan te blijven sluiten bij de hoogte van de netto AOW.
NB Indien de eenmalige RVU-uitkering vóór 20 juni 2021 wordt ontvangen, is er geen drempelvrijstelling van toepassing, omdat de uitkering meer dan 36 maanden vóór het bereiken van de AOW-leeftijd wordt ontvangen.
De RVU-drempelvrijstelling geldt gedurende de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Op basis van overgangsrecht geldt voor de jaren 2026 tot en met 2028 onder de hierna genoemde voorwaarden een uitloopperiode. Indien een RVU uiterlijk op 31 december 2025 schriftelijk is overeengekomen en de werknemer heeft de leeftijd bereikt die (maximaal) 36 maanden vóór de AOW-leeftijd ligt, kunnen op basis van overgangsrecht hieruit nog uitkeringen worden gedaan in de jaren 2026 tot en met 2028 met gebruikmaking van de RVU-drempelvrijstelling.
Je moet vanaf 2021 voor een RVU-uitkering een nieuwe codesoort inkomstenverhouding/inkomenscode (looncode) gebruiken: code 53 (‘Uitkering in het kader van vervroegde uittreding’). Deze code gebruik je, ongeacht of de drempelvrijstelling voor de pseudo-eindheffing van toepassing is. Over de reguliere heffing is en blijft de groene tabel voor bijzondere beloningen van toepassing.
Lees ook onze andere updates van de lonenspecial: