Wlz is een afkorting voor Wet langdurige zorg. Deze wet regelt de uitvoering van 24-uurszorg voor mensen die thuis zitten of in een verplegingshuis verblijven en intensieve zorg nodig hebben. Vanaf 18 jaar is een eigen bijdrage over deze zorg verschuldigd. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) berekent en int deze eigen bijdrage.
De Wlz kent twee soorten eigen bijdragen:
Welke vorm van de eigen bijdrage er betaalt moet worden hangt af van de zorg die wordt ontvangen en de persoonlijke situatie.
Bij een verblijf in een instelling is de eerste vier maanden de lage eigen bijdrage verschuldigd. Na deze vier maanden gaat de hoge eigen bijdrage gelden. Er is een verschil in de berekeningsmethodiek van de lage en hoge eigen bijdrage. Hierover volgt later in het artikel meer.
In bepaalde situaties (bijvoorbeeld een partner die thuis woont) is altijd de lage eigen bijdrage verschuldigd. Daarnaast is in bepaalde situaties gedurende het hele jaar de lage eigen bijdrage verschuldigd. Dit onder andere als de partner nog thuis woont, als er kosten worden gemaakt voor de opvoeding van een minderjarig kind of bij bepaalde zorgpakketten.
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) bekijkt welke eigen bijdrage van toepassing is en bepaalt de hoogte van de eigen bijdrage. Factoren die hierin een rol spelen zijn het inkomen, vermogen, leeftijd, samenstelling huishouden en zorgafname.
Het CAK gebruikt een aantal termen die van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage. Hieronder een opsomming van deze termen:
Het verzamelinkomen is het fiscaal inkomen en bestaat uit de inkomsten uit:
Het CAK verkrijgt deze informatie van de Belastingdienst. Voor de bepaling van de eigen bijdrage kijkt het CAK twee jaar terug. Ofwel: voor de eigen bijdrage van 2021 kijkt het CAK naar het verzamelinkomen en vermogen van 2019.
2. Vermogensinkomensbijtelling
Naast het verzamelinkomen wordt men ook geacht om in te teren op het vermogen. Dit onderdeel is de vermogensinkomensbijtelling. Wanneer het vermogen in box 3 meer bedraagt dan het heffingsvrijevermogen, dan moet er 4% van het meerdere boven het heffingsvrijevermogen worden meegenomen in de berekening van de eigen bijdrage. Voor 2021 bedraagt het heffingsvrijevermogen € 50.000,-. Voor partners is dit bedrag € 100.000,-.
3. Zak- en kleedgeld
Het CAK trekt bij de berekening van de eigen bijdrage een bedrag af voor zak- en kleedgeld. Hierdoor blijft er een minimumbedrag over om eigen uitgaven mee te dekken. Het Ministerie van VWS stelt deze bedragen jaarlijks vast.
De berekening van de eigen bijdrage is per bijdrage verschillend. Hieronder staat een stappenplan bij de berekening van de verschillende type eigen bijdragen. Bij de bepaling van de eigen bijdrage van 2021 (zowel de lage als hoge eigen bijdrage) zijn de inkomens- en vermogensfeiten van het belastingjaar 2019 bepalend.
1. Lage eigen bijdrage
Hieronder de berekeningsmethode voor de lage eigen bijdrage:
Verzamelinkomen | € _________ |
+ vermogensinkomensbijtelling | € _________ |
- eventuele korting compensatie vervallen ouderentoeslag | € _________ |
= bijdrageplichtige inkomen | € _________ |
Van dit bijdrageplichtige inkomen neemt men 10%. Dit is de eigen bijdrage per jaar.
De lage eigen bijdrage kent in 2021 een minimumbedrag van € 171,40 per maand en een maximumbedrag van € 899,80 per maand.
2. Hoge eigen bijdrage
Hieronder de berekeningsmethode voor de hoge eigen bijdrage:
(Fiscaal) verzamelinkomen | € _________ |
- verschuldigde belasting | € _________ |
- aftrek Zorgverzekeringswet | € _________ |
- zak- en kleedgeld | € _________ |
- aftrek (niet-)pensioengerechtigde leeftijd | € _________ |
- 15% van de inkomsten uit huidige arbeid | € _________ |
= beschikbaar inkomen | € _________ |
- aftrek van het beschikbaar inkomen | € _________ |
+ vermogensinkomensbijtelling | € _________ |
- eventuele korting compensatie vervallen ouderentoeslag | € _________ |
= de hoge eigen bijdrage per jaar | € _________ |
De hoge eigen bijdrage kent in 2021 géén minimumbedrag maar wel een maximumbedrag van € 2.469,20 per maand.
Het CAK kent een handige online rekenhulp waarbij eenvoudig een schatting kan worden gemaakt van de te betalen eigen bijdrage.
Het effect van de vermogensinkomensbijtelling kan groot zijn bij een laag verzamelinkomen en veel vermogen. Zeker bij de hoge eigen bijdrage kan het zo zijn dat er maandelijks moet worden ingeteerd op het opgebouwde vermogen. Hieronder staan besparingsmogelijkheden die de eigen bijdrage kunnen verlagen. In het geval dat er sprake is van een hoog verzamelinkomen én een hoog vermogen heeft besparen relatief weinig zin. Dit omdat de maximale eigen bijdrage al bereikt wordt met het verzamelinkomen. Raadpleeg daarom altijd jouw adviseur om een goed beeld te krijgen van jouw situatie.
De besparingsmogelijkheden liggen vooral in box 2 en 3. Dit omdat het vermogen in deze boxen gebaseerd is op het handelen van de belastingplichtige zelf. Het vermogen kan door rechtshandelingen worden beïnvloed.
Allereerst is het van belang om vooruit te kijken. De hoogte van de eigen bijdrage is immers vooral afhankelijk van het inkomen en vermogen van twee jaren terug (twee jaar voordat voor het eerst gebruik wordt gemaakt van de WLZ). Hieronder verschillende besparingsmogelijkheden:
1. Inkomsten uit box 1
Het inkomen in box 1 is niet of nauwelijks te beïnvloeden. Bij de keuze inzake lijfrente-uitkering (of soms pensioen) kan worden gekozen voor een tijdelijke uitkering in plaats van een levenslange uitkering. Een tijdelijke uitkering zal hoger liggen dan een levenslange. Indien er gebruik moet worden gemaakt van de Wlz op latere leeftijd, dan is mogelijk de lijfrente al geëindigd of ligt het pensioen lager. Ook zijn er soms mogelijkheden (bij een eigen bedrijf of bv) om de inkomsten uit arbeid te beperken. Hier geldt ook dat het van belang is om zoveel mogelijk vooruit te kijken.
2. Eigen woning telt niet mee
Goed om te weten is dat de waarde van de eigen woning niet meetelt bij de bepaling van de vermogensinkomensbijtelling. Bij een opname in een Wlz-instelling mag de eigen woning nog tot drie jaar in box 1 worden gerekend onder voorwaarde dat deze gedurende die periode te koop staat. Zodra de woning daadwerkelijk is verkocht valt de eventuele opbrengst wel in box 3. Vanaf dat moment telt de opbrengst mee bij de bepaling van de vermogensinkomensbijtelling. De periode van drie jaar kan worden beïnvloed door een te verkiezen verkoopstrategie waardoor er vooralsnog geen wilsoverstemming zal komen met een potentiele koper.
3. Schenken
Een andere manier is het vermogen in box 3 te verkleinen door een deel van het vermogen weg te schenken, bijvoorbeeld aan kinderen of een erkend goed doel. Het vermogen wordt lager en daarmee ook de grondslag voor de vermogensinkomensbijtelling. Bij het schenken kan er gebruik worden gemaakt van vrijstellingen. Er geldt onder voorwaarde 1 zelfs een verhoogde schenkbelasting vrijstelling van € 105.302 indien de schenking wordt gedaan ten behoeve van een eigen woning en de begiftigde jonger is dan 42 jaar.
Een bijzondere vorm van schenken is het schenken middels schuldig erkenning, ook wel schenken op papier genoemd. Ook een schenking door schulderkenning zal het vermogen in box 3 verlagen. Een dergelijke schenking moet notarieel worden geregeld. Na het overlijden krijgt de ontvanger het geld dan daadwerkelijk in handen. Dit werkt alleen voor de erfbelasting indien er daadwerkelijk ieder jaar minimaal 6% rente wordt betaald over de schuldig gebleven schenking. De jaarlijkse rentebetaling verlaagt op zichzelf ook steeds het box 3- vermogen.
Het voordeel van het schenken door schuldigerkenning is dat de belastingplichtige wel over de geldmiddelen kan blijven beschikken.
Schenkingen zijn in het kader van de Wlz niet aantastbaar, ook niet als deze worden gedaan in het tijdvak waarbinnen men gebruik maakt van de Wlz-zorg. Het effect van een schenking op het vermogen heeft echter een vertraagde werking op de grondslag voor de vermogensinkomensbijtelling van twee jaar.
Voor de goede orde, indien er geen rente wordt betaald, dan werkt de schuldig gebleven schenking niet voor de erfbelasting, maar wel voor de eigen bijdrage binnen het kader van de Wlz.
4. Testament
In het testament kan een clausule worden opgenomen waarin wordt geregeld dat als de langstlevende ouder wordt opgenomen in een Wlz-instelling, de erfgenamen hun erfdeel kunnen opeisen. Daarnaast zou een partner die in een Wlz-instelling verblijft kunnen worden uitgesloten als erfgenaam. Op deze wijze wordt voorkomen dat iemand tijdens het verblijf in een Wlz-instelling het vermogen in box 3 ziet toenemen.
5. Oprichten bv
Vermogen dat wordt ondergebracht in een bv of een ander niet vennootschapsbelastingplichtig lichaam (zoals een open fonds voor gemene rekening) behoort niet langer tot het box 3 vermogen. Inkomsten uit de bv tellen wel mee voor het verzamelinkomen, maar men kan ervoor kiezen geen inkomen uit een dergelijke bv te nemen. Nadelen aan het oprichten van een bv zijn de eenmalige kosten (oprichtingskosten) en doorlopende kosten (opstellen jaarrekening). Daarnaast bestaat er een publicatieplicht voor de jaarrekeningen in het handelsregister van de KvK. Hierdoor is het kapitaal in deze bv’s inzichtelijk voor derden. Bij bijvoorbeeld een open fonds voor gemene rekening bestaat deze publicatieplicht niet.
Wel is het goed om te benoemen dat er op dit moment door de wetgever wordt gekeken naar dergelijke lichamen. De kans bestaat dat deze lichamen wél belastingplichtig worden waardoor er ook een publicatieplicht ontstaat. Raadpleeg een van onze adviseur voor meer informatie.
6. Wijziging samenstelling vermogen in box 3
Er zijn een beperkt aantal mogelijkheden om de samenstelling van het vermogen te veranderen waardoor bepaalde vermogensobjecten niet meer tot de grondslag van box 3 behoren:
Wanneer het inkomen of vermogen fors is gedaald kan een verzoek bij het CAK worden ingediend om de eigen bijdrage opnieuw vast te stellen. Het CAK gaat dergelijk verzoek in eerste instantie beoordelen aan de hand van het inkomen en vermogen van het jaar dat het verzoek wordt ingediend. Concreet: bij een verzoek tot aanpassing dat in 2021 is ingediend gaat het CAK rekenen met het inkomen en vermogen van 2021. In 2023 kijkt het CAK achteraf of deze aanpassing gegrond was. De volgende regels gelden bij een verzoek tot aanpassing:
1. Lage eigen bijdrage
De lage eigen bijdrage kan alleen worden aangepast indien het bijdrageplichtige inkomen in 2021 minstens € 2.653 lager is dan in 2019.
Het bijdrageplichtige inkomen bestaat uit het verzamelinkomen + vermogensinkomensbijtelling - het bijdrageplichtige inkomen 2019. Indien dit verschil tenminste € 2.653 is dan past het CAK de eigen bijdrage aan.
2. Hoge eigen bijdrage
Voor de aanpassing van de hoge eigen bijdrage geldt een ander criterium. Er wordt bekeken of er na betaling van de hoge eigen bijdrage + basispremie zorgverzekering gemiddeld minder inkomen overblijft dan de zak- en kleedgeldgrens van € 340,53 per maand. Indien er minder overblijft dan past het CAK de eigen bijdrage aan.
Het inkomen bestaat uit het verzamelinkomen + vermogensinkomensbijtelling + zorgtoeslag - standaardpremie zorgverzekering – huidige eigen bijdrage. Is dit bedrag lager dan de zak- en kleedgeldgrens dan past het CAK de eigen bijdrage aan.
Een logische vervolgvraag is wat er met het jaar ná de aanpassing gebeurt. Stel dat er in 2021 een aanpassing wordt aangevraagd. Deze wordt toegekend en de te betalen eigen bijdrage in 2021 daalt. De vraag is dan met welke gegevens het CAK rekent in 2022. Normaliter zou het namelijk zo zijn dat het CAK kijkt naar de inkomens- en vermogensgegevens van 2020 voor de bepaling van de eigen bijdrage van 2022.
Het antwoord op deze vraag is dat er in 2022 opnieuw een verzoek tot aanpassing moet worden gedaan. Zou dit verzoek niet worden gedaan rekent het CAK ‘gewoon’ door met de cijfers van 2020. Het is dan ook belangrijk om het verzoek tot aanpassing twee keer in te dienen, te weten in het jaar van de wijziging zelf en het jaar daarop. Na deze twee jaar rekent het CAK met de cijfers vanaf 2021.
De Wlz kent twee typen eigen bijdragen, ietwat verwarrend genoemd de lage en de hoge eigen bijdrage. Over het algemeen is men de eerste vier maanden de lage eigen bijdrage verschuldigd al zijn er wel uitzonderingen. Na deze vier maanden is de hoge eigen bijdrage verschuldigd.
De berekeningsmethodiek achter de twee type eigen bijdragen is verschillend. Wel heeft de wetgever minimum- en maximumbedragen gesteld aan de hoogte van de eigen bijdrage. Mocht het inkomen en/of vermogen fors dalen dan kan het voordelig zijn om een verzoek tot aanpassing te doen bij het CAK. Zij rekenen dan met de gegevens van het jaar van de aanvraag van de aanpassing. Het jaar ná het verzoek tot aanpassing moet opnieuw een verzoek worden ingediend.
Het vermogen kan op verschillende manieren worden verlaagd. In dit artikel zijn een zestal mogelijkheden genoemd. Wel kan het effect van deze besparingen sterk variëren. In het geval van een laag verzamelinkomen en een hoog vermogen is het effect het sterkst. Bij een hoog verzamelinkomen en een hoog vermogen kan het effect beperkt zijn. Raadpleeg daarom altijd jouw adviseur.
Daarnaast is het altijd verstandig om vooruit te kijken. Dit omdat de hoogte van de eigen bijdrage vooral afhankelijk is van het inkomen en vermogen van twee jaren terug (twee jaar voordat voor het eerst gebruik wordt gemaakt van de Wlz). Hierdoor kan, mits een opname eventueel in het vooruitzicht ligt, al vroegtijdig ingespeeld worden op de eigen bijdrage.
Op beslissingen van het CAK is het bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat er een bezwaar- en beroepsprocedure is. Het is van belang om een vaststelling door het CAK altijd goed te beoordelen of deze geheel spoort met de geldende regelgeving.
Benieuwd of je in aanmerking komt voor een van de besparingsmogelijkheden of zoek je hulp bij het maken van bezwaar? Neem dan contact met ons op. Onze specialisten maken zich graag sterk voor jou!
Je kunt jouw gegevens hieronder invullen en naar ons toesturen. Om je aanvraag goed te kunnen afhandelen vragen wij je in ieder geval de velden gemarkeerd met een sterretje in te vullen.