Een werknemer heeft jaarlijks recht op minimaal viermaal zijn wekelijkse arbeidsduur aan wettelijke vakantiedagen, met behoud van loon. Een werkgever moet bij het 'vakantieloon', onder voorwaarden, ook rekening houden met overuren en toeslagen. Dit oordeelde het Gerechtshof Den Haag.
Werknemers hebben jaarlijks recht op minimaal vier weken aan wettelijke vakantiedagen (viermaal de wekelijkse arbeidsduur), waarin het loon wordt doorbetaald. Doorbetaling van loon heeft tot doel dat werknemers zich tijdens de jaarlijkse vakantie in een situatie bevinden die qua beloning vergelijkbaar is met de situatie tijdens gewerkte periodes.
Een werknemer ontving tijdens vakantiedagen minder loon dan tijdens werkdagen. Zijn werkgever had bij het berekenen van het vakantieloon geen rekening gehouden met de structureel gewerkte overuren en nachtdiensten. De werknemer stapte naar de rechter en vorderde van zijn werkgever achterstallig vakantieloon. De kantonrechter gaf hem gelijk over de nachtdiensten, maar niet over de overuren.
De werknemer ging in hoger beroep en kreeg gelijk. Het Gerechtshof oordeelde dat overuren en toeslagen wel degelijk meetellen. De werknemer had tijdens zijn vakantie recht op een beloning die vergelijkbaar was met zijn beloning tijdens gewerkte periodes.
Het Gerechtshof beargumenteerde het als volgt: uit de arbeidsovereenkomst vloeit voort dat de werknemer min of meer de verplichting heeft om overuren te maken. De vergoeding daarvan is een belangrijk onderdeel van de totale vergoeding die hij voor het uitvoeren van zijn werk ontvangt.
Daarom moet de vergoeding voor de overuren worden meegeteld voor het gewone loon waarop hij recht heeft tijdens zijn jaarlijkse doorbetaalde vakantie. De toeslag voor het werken in nachtdiensten moet ook worden meegerekend, omdat het werken in nachtdiensten besloten ligt in de functie, zoals die beschreven is in de arbeidsovereenkomst.
Ook al had de werknemer de vrijheid had om met zijn werkgever af te spreken dat hij geen of minder overuren (meer) wilde maken, feitelijk maakte hij deze overuren wel op basis van de bestaande (stilzwijgende) afspraken en roosters. Het ging in dit geval niet alleen om onvoorziene uitloop van een enkele klus, maar om ingeroosterde werkzaamheden waarbij de werknemer structureel, jarenlang en vrijwel iedere verloningsprocedure werd ingepland voor meer dan veertig uur in een week, ook in de weekenden.
Het loon voor een week vakantie moet dus worden berekend alsof de werknemer in die vakantieweek een gemiddeld aantal overuren werkt en toeslagen ontvangt en die ook uitbetaald zou hebben gekregen. Dit om te voorkomen dat er mogelijk een negatieve (financiële) prikkel ontstaat om geen vakantie te nemen. Uit de Europese richtlijnen, waarop de uitspraak van de rechter is gebaseerd, vloeit voort dat de werknemer juist de gelegenheid moet krijgen te recupereren.