Hoe moet bij uitzendkrachten het arbeidsverleden worden bepaald voor de berekening van de hoogte van de transitievergoeding? Die vraag stond onlangs centraal bij een zaak die diende voor de kantonrechter Zaanstad. De uitzendkrachten kregen door de rechtszaak een veel hogere transitievergoeding.
Het ging hier om zes uitzendkrachten die als buschauffeur werkten en na een half jaar hun baan kwijt raakten. Het uitzendbureau betaalde daarop een kleine transitievergoeding van een paar honderd euro. De uitzendkrachten waren het hier niet mee eens. Ze verrichtten datzelfde werk namelijk al veel langer, sommigen zelfs al sinds 2009, voor verschillende opeenvolgende uitzendbureaus én onderaannemers van Connexxion. Ze spanden dan ook een procedure aan.
De chauffeurs vonden de kantonrechter aan hun zijde, die bepaalde dat het totale arbeidsverleden moest worden meegeteld. Dat geldt in het kader van opvolgend werkgeverschap sowieso voor de diensttijd bij de vorige werkgevers vanaf 1 juli 2015. De definitie van opvolgend werkgeverschap is met ingang van 1 juli 2015 verruimd. Van opvolgend werkgeverschap is nu sprake bij op elkaar volgende arbeidsovereenkomsten tussen een werknemer en verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moet worden elkaars opvolger te zijn.
Voor het opvolgend werkgeverschap gold voor 1 juli 2015 een beperkter begrip. Voor de werkgeverswisselingen die hebben plaatsgevonden voor 1 juli 2015 geldt dat niet alleen sprake moet zijn van dezelfde werkzaamheden, maar ook dat tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgevers zodanige banden bestaan dat het door de vorige werkgever op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. De buschauffeurs hebben vervolgens voldoende toegelicht en aangetoond dat zij vanaf 2009, 2010, 2011 en 2013 altijd op dezelfde manier en (nagenoeg) onafgebroken hebben gewerkt als buschauffeur voor Connexxion. Dit betekende dat ze recht hadden op een veel hogere transitievergoeding. De brutobedragen variëren tussen € 8.398 en € 11.111. In totaal gaat het om een nabetaling van € 58.781.
Interessant is dat het niet uitmaakt dat het uitzendbureau Workbus de chauffeurs in maart 2020 heeft overgenomen van het failliete vervoersbedrijf TCR (onderaannemer van Connexxion). De wet maakt voor opvolgend werkgeverschap geen uitzondering in geval van faillissement. De bedoeling van de wet is juist dat ook sprake is van opvolgend werkgeverschap na een faillissement van een vorige werkgever en een ‘doorstart’.