Het kabinet neemt geen ingrijpende maatregelen om de woningmarkt te hervormen. Wel wordt de hypotheekaftrek verlaagd en vindt een aantal technische aanpassingen plaats. In dit nieuwsartikel lees je de belangrijkste wijzigingen voor de woningmarkt in het Belastingplan 2022.
Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelastingtarief in box 1. Dit tarief bedraagt 40% in 2022 (43% in 2021). In 2023 zal nog één keer een verlaging worden doorgevoerd, waardoor de hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 37,05%. Dit percentage komt overeen met het tarief van de eerste schijf. Overigens geldt dit aftrekpercentage ook bij veel andere aftrekposten.
Betaal je geen of weinig rente omdat je geen of een kleine eigenwoningschuld hebt? Dan kun je gebruikmaken van de Hillen-aftrek. Deze aftrek wordt in 30 jaar afgebouwd en bedraagt voor 2022 86,67% (2021: 90%).
De eerder aangekondigde verlaging van het eigenwoningforfait wordt doorgezet. Het eigenwoningforfait is een percentage van de WOZ-waarde van de woning en wordt bij het inkomen geteld. Hierdoor stijgt de aftrekpost eigen woning. Tot € 1.100.000 bedraagt het forfait in 2022 0,45% (0,50% in 2021) en boven € 1.100.000 blijft het 2,35%. Deze verlaging is een compensatie voor de afbouw van de hypotheekrenteaftrek.
De eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van € 105.302 wordt ook in 2022 voortgezet. De daadwerkelijke hoogte van de vrijstelling wordt aan het einde van 2021 bekendgemaakt.
Sinds 2004 kennen we de bijleenregeling. In het kort komt deze erop neer dat wanneer jouw oude woning meer opbrengt dan het bedrag waarvoor deze is gefinancierd, het bedrag daarboven op de lening voor jouw nieuwe woning in mindering moet worden gebracht. Jouw nieuwe eigenwoningschuld (EWS) valt daardoor lager uit. Deze winst wordt ook wel omschreven als de eigenwoningreserve (EWR). Vanaf 2013 moet je een lening voor de eigen woning binnen 30 jaar aflossen om in aanmerking te komen voor renteaftrek. Of je hieraan voldoet, wordt bepaald aan de hand van de aflossingsstand. De beoordeling van de EWR en EWS wordt gewijzigd in gevallen waarbij een fiscaal partnerschap is aangegaan. Hierdoor worden deze schulden voortaan rechtvaardiger behandeld.
De volgende aanpassingen worden doorgevoerd:
Voorbeeld:
A en B zijn ongehuwd en kopen een woning van € 340.000 en gaan hiervoor een hypotheek aan van € 300.000. Zij financieren € 40.000 uit het vermogen van A dat hij heeft verdiend met de verkoop van zijn vorige woning.
Tot en met 2021:
Aandeel van A in de hypotheek: | € 150.000 | |
Aandeel van A in de woning: | € 170.000 | |
Huidige eigenwoningreserve A: | € 40.000 -/- | |
Maximale eigenwoningschuld A: | € 130.000 -/- | |
Aandeel waarover geen renteaftrek bestaat: | € 20.000 | |
Maximale EWS van B: | € 170.000 | |
Hypotheek van B: | € 150.000 -/- | |
Niet benutte ruimte eigenwoningschuld: | € 20.000 |
Vanaf 2022:
Bij aankoop van de woning mag A ook de ruimte van B benutten, waardoor renteaftrek over de gehele eigenwoningschuld (€ 300.000) is toegestaan.
Sinds 1 januari 2021 kent de overdrachtsbelasting drie tarieven:
De verlaagde tarieven gelden alleen wanneer de woning gaat functioneren als hoofdverblijf. Het komt in de praktijk geregeld voor dat de woning door onvoorziene omstandigheden niet als hoofdverblijf kan worden gebruikt. De wet biedt de mogelijkheid om rekening te houden met deze omstandigheden die zich ná het tijdstip van de verkrijging voordoen.
Het kan ook voorkomen dat onvoorziene omstandigheden zich voordoen na het sluiten van de koopovereenkomst, maar voor de levering (de overdracht bij de notaris). Bijvoorbeeld bij het verloren gaan van de woning, een echtscheiding, nieuwe baan en/of verlies van baan of overlijden. Momenteel is niet wettelijk vastgelegd dat wanneer deze omstandigheden zich voordoen tussen het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst en de levering, het verlaagde tarief alsnog van toepassing is. Het kabinet wil ook in deze gevallen rekening houden met de onvoorziene omstandigheden. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Sinds 1 april 2021 mag de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting alleen toegepast worden wanneer de waarde van de verkregen woning niet boven de € 400.000 uitkomt. Er zou misbruik kunnen worden gemaakt van dit maximumbedrag door de woning gefaseerd te verkopen. Bijvoorbeeld door eerst het woongenot te verkopen, gevolgd door de verkoop van de rest van de eigendom. Daarom is een antimisbruikbepaling opgesteld, die het totaal van de waarde van de verkregen woning en de rechten waaraan deze is onderworpen bij elkaar optelt.
Voorgesteld wordt om een tweetal onduidelijkheden in deze antimisbruikbepaling weg te nemen:
Tot slot wordt voorgesteld om deze antimisbruikbepaling niet te laten gelden in geval van verkrijgingen krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht.
‘Verkopen onder voorwaarden (VoV)’ is een instrument om starters op de koopwoningmarkt te stimuleren. Een VoV-woning wordt door een aanbieder met een korting verkocht aan vooral starters of particuliere kopers met een lager inkomen. Onderdeel van ‘verkoop onder voorwaarden’ is vaak dat de aanbieder de woning op termijn terugkoopt. Bij terugkoop wordt de waardestijging of daling gedeeld tussen de aanbieder en de eigenaar-bewoner. De woning wordt dan vervolgens opnieuw (door)verkocht aan een starter of particuliere koper met een lager inkomen. In de praktijk werd dit instrument vooral door woningcorporaties ingezet.
Sinds de wijzigingen in de overdrachtsbelasting in 2021 is dit instrument voor aanbieders financieel onaantrekkelijk. Voor 2021 betaalden aanbieders in de praktijk geen overdrachtsbelasting over terugkopen. Na 2021 worden terugkopen met 8% overdrachtsbelasting belast. Dit wordt nu aangepast, zodat met ingang van 1 januari 2022 de facto geen overdrachtsbelasting verschuldigd is over terugkopen.
Om hiervoor in aanmerking te komen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Bezit je meer dan 50 huurwoningen waarvan de maandelijkse huurprijs niet hoger is dan de huurtoeslaggrens? Dan is verhuurderheffing verschuldigd. In de praktijk wordt deze heffing nagenoeg geheel door de woningcorporatiesector en een aantal beleggers betaald. De opbrengst van de verhuurderheffing bedroeg in 2019 € 1,7 miljard.
Deze heffing wordt nu uiteindelijk per 1 januari 2022 verlaagd met 0,042 procentpunt. Hiermee wordt de verhuurderheffing structureel met een bedrag van € 180 miljoen verminderd.
Meer weten over de plannen van het kabinet die gepresenteerd zijn tijdens Prinsjesdag? Bekijk ons Miljoenennota dossier. Vragen? Neem gerust contact met ons op.