Het kabinet bouwt bestaande fiscale voordelen voor mobiliteit verder af en streeft naar een evenwichtiger belastingheffing. Zowel particulieren als ondernemers moeten daardoor rekening houden met hogere lasten en aangepaste regelingen rondom vervoer.
Personenauto’s zorgen voor veel uitstoot. Om de doelen uit de Klimaatwet in 2030 te halen, komt er een pseudo-eindheffing die werkgevers stimuleert sneller over te stappen op volledig elektrische auto’s.
Vanaf 1 januari 2027 geldt een pseudo-eindheffing van 12% over de cataloguswaarde (bij auto’s ouder dan 25 jaar: de marktwaarde) van iedere fossiele personenauto die een werkgever ook privé beschikbaar stelt. Woon-werkverkeer telt daarbij als privégebruik.
De werkgever betaalt de pseudo-eindheffing en mag deze niet doorbelasten aan de werknemer. De eigen bijdrage van de werknemer telt niet mee voor de bepaling van de pseudo-eindheffing.
De regeling geldt niet voor:
De pseudo-eindheffing wordt per kalendermaand berekend. Je draagt deze uiterlijk in het tweede tijdvak van het volgende jaar af. Over 2027 betaal je dus uiterlijk in het tweede loonaangiftetijdvak van 2028.
Als gevolg van deze maatregel stijgen de kosten voor werkgevers flink als zij een auto ook privé beschikbaar stellen. Lopende lease- en koopcontracten vallen nog onder een overgangsperiode, maar vanaf 2027 moet je rekening houden met extra kosten bij nieuwe contracten.
Overweeg vóór 2027 nog fossiele auto’s voor het eerst ter beschikking te stellen of juist te kiezen voor emissievrije auto’s om fiscale lasten te beperken.
Woon-werkverkeer telt altijd als privégebruik. Ook met een verklaring ‘Geen privégebruik’ blijft de pseudo-eindheffing gelden.
Ondernemers konden de afgelopen jaren nog profiteren van een lagere bijtelling voor elektrische auto’s van de zaak. Daar komt vanaf 2026 definitief een einde aan. De fiscale stimulering van volledig elektrische auto’s wordt verder afgebouwd. Deze maatregel komt uit het Belastingplan 2022 en is dus niet nieuw.
Ook voor waterstofauto’s en auto’s met geïntegreerde zonnepanelen is het lagere bijtellingspercentage niet meer mogelijk.
In 2025 geldt nog een bijtelling van 17% over de eerste € 30.000 van de cataloguswaarde en 22% over het bedrag daarboven. Vanaf 2026 vervalt dit. Vanaf dan geldt voor alle nieuwe auto’s – elektrisch én niet-elektrisch – een bijtelling van 22% over de volledige cataloguswaarde.
Het bijtellingspercentage bij de eerste toelating van de auto blijft 60 maanden van toepassing. Dat betekent dat een elektrische auto die nog in 2025 wordt aangeschaft, nog gedurende vijf jaar profiteert van het lagere bijtellingspercentage.
Let op!
2025 is het laatste jaar waarin je een auto kunt aanschaffen (datum eerste toelating uiterlijk 31 december 2025) met een lager bijtellingspercentage. Overweeg nu al jouw investeringen in het wagenpark.
Stel je een fiets ter beschikking die door de werknemer voor privédoeleinden gebruikt mag worden? Dan wordt daar momenteel een bijtelling van 7% per jaar op ingehouden. Een fiets telt als privé als deze ook (deels) voor woon-werkverkeer wordt gebruikt.
Het kabinet wil de bijtelling laten vervallen als de fiets niet structureel thuis wordt gestald. Dit geldt bijvoorbeeld voor:
De bijtelling van 7% blijft wel van toepassing als de werknemer tijdens de rit naar huis omrijdt voor een privé-boodschap.
Voor deelfietsen die niet mee naar huis gaan, maar wel privé worden gebruikt (bijv. omfietsen voor een boodschap), geldt deze uitzondering ook.
Zorg dat de werknemer de deelfiets thuis niet meer kan gebruiken, of slechts af en toe mee naar huis neemt.
Deze regeling werkt terug tot 1 januari 2020. Bijtelling sinds die datum kan worden gecorrigeerd als de fiets niet structureel thuis is gestald en de werknemer deze alleen voor (een deel van) het woon-werkverkeer heeft gebruikt.
Deze wijziging geldt ook voor ondernemers die zelf een fiets van de zaak gebruiken.
Werkgevers met meer dan 100 medewerkers zijn verplicht om bij te houden op welke wijze hun werknemers zakelijk reizen (woon-werkverkeer en overige zakelijke reizen). Op basis van deze informatie dient jaarlijks een rapportage ingediend te worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
In april 2025 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen om de regeldruk voor het midden- en kleinbedrijf te verminderen door deze rapportageverplichting pas van toepassing te laten zijn voor bedrijven met ten minste 250 werknemers. De verwachting is dat dit binnenkort in een nadere regeling zal worden vormgegeven.
De belastingen op personenauto’s en motorrijwielen (bpm) wordt op enkele onderdelen aangepast.
Per 1 januari 2025 is de bpm-vrijstelling voor emissievrije voertuigen vervallen. Hierdoor ontstond een ongelijk speelveld: waar reguliere emissievrije personenauto’s slechts een vast bedrag van € 667 aan bpm betalen, werden emissievrije bijzondere personenauto’s (zoals kampeerauto’s en rolstoelvoertuigen) en emissievrije motorrijwielen vanaf 2025 belast alsof het fossiele voertuigen waren. Dat leidde tot een forse lastenverzwaring.
Dit verschil was via een tijdelijk beleidsbesluit hersteld. Nu wordt een en ander vastgelegd in de wet met toepassing tot en met 2030. Voor emissievrije bijzondere personenauto’s geldt hetzelfde bpm-tarief als voor reguliere emissievrije auto’s, namelijk een vast bedrag van € 667, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025. Voor emissievrije motorrijwielen geldt een invoering van een vaste voet van € 200.
Voor met fossiele brandstoffen aangedreven bijzondere personenauto’s en motorrijwielen blijft de catalogusprijs de grondslag voor de bpm.
Plug-inhybride auto’s met een lage CO2-uitstoot krijgen een korting op de bpm ten opzichte van volledig fossiele auto’s. Hoe hoger de CO2-uitstoot, hoe hoger de bpm.
De meting van de CO2-uitstoot wordt steeds strenger. Nieuwe plug-inhybride auto’s krijgen dan een hogere CO2-uitstootwaarde. Om ervoor te zorgen dat de bpm voor nieuwe plug-inhybride auto’s niet hoger wordt dan voor andere personenauto’s, wordt het aparte bpm-tarief afgeschaft.
Per 1 januari 2025 bedroeg de bpm voor plug-inhybride personenauto’s nog 75% van het reguliere tarief. Vanaf 1 januari 2026 vervalt deze korting in zijn geheel en is het volledige tarief verschuldigd.
De bpm wordt geheven bij aanschaf of import van een personenauto en is afhankelijk van de CO2-uitstoot. Omdat nieuwe auto’s steeds zuiniger worden, daalt de gemiddelde uitstoot en daarmee ook de bpm-grondslag. Om te voorkomen dat de bpm-opbrengsten structureel dalen, wordt de bpm-tabel jaarlijks aangescherpt. Vanaf 2026 wordt wettelijk vastgelegd welke mate van autonome vergroening (daling van CO2-uitstoot) wordt verwacht. De maatregel sluit aan bij het klimaatbeleid en de noodzaak om de belastinggrondslag in stand te houden.
Voor ondernemingen die actief zijn in de autobranche of voertuigen aanschaffen, betekent dit dat de bpm jaarlijks kan stijgen, ook zonder beleidswijziging. De bpm-tarieven worden aangepast aan de hand van de verwachte daling van de gemiddelde CO2-uitstoot. Dit kan leiden tot hogere kosten bij aanschaf van voertuigen met fossiele aandrijving, vooral als deze niet voldoen aan de nieuwste emissienormen.
Overweeg bij de aanschaf van nieuwe voertuigen een overstap naar emissievrij. Deze zijn vaak vrijgesteld van bpm, terwijl de bpm op fossiele voertuigen jaarlijks stijgt. Zo voorkom je onverwachte kosten en sluit je aan bij de fiscale vergroening van het wagenpark. Je voorkomt zo mogelijk ook de pseudo-eindheffing van 12%, die vanaf 1 januari 2027 van toepassing is op aan werknemers ter beschikking gestelde fossiele auto’s.
De heffing van de wegenbelasting is onder andere gebaseerd op het gewicht van de auto. Emissievrije auto’s (volledig elektrisch of waterstof aangedreven) zijn door de aanwezigheid van de accu zwaarder dan auto’s op benzine of diesel. Hierdoor zouden deze in een hogere gewichtsklasse vallen, met een hogere wegenbelasting tot gevolg.
Om dit nadeel te compenseren, wordt voor emissievrije auto’s een korting van 25% op de wegenbelasting verleend. Vanaf 1 januari 2026 tot en met 2028 geldt een verhoogde korting van 30%. Vanaf 1 januari 2029 wordt de korting verlaagd naar 25%. De korting vervalt vanaf 1 januari 2030.
Het kwarttarief voor vrachtauto’s in de motorrijtuigenbelasting wordt afgeschaft per 1 januari 2028. Het gaat hierbij om motorrijtuigen die zijn ingericht als werktuig of als werkplaats en motorrijtuigen die worden gehouden door kermis- of circusexploitanten en worden gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden.
Voor kampeerauto’s geldt dat zij een kwart van het standaardtarief van de wegenbelasting verschuldigd zijn (het kwarttarief). Vanaf 2026 wordt dit kwarttarief vervangen door een halftarief. Voor kampeerauto’s die bedrijfsmatig worden verhuurd, geldt momenteel al een halftarief, maar dit vervalt per 2026. Deze aanpassing was al in het Belastingplan 2024 vastgelegd.
In het Hoofdlijnenakkoord 2024 is voorgesteld dat het gebruik van rode diesel in de landbouw opnieuw zou worden toegestaan. Toch is de herinvoering van rode diesel niet opgenomen in de huidige voorstellen.
Halverwege 2026 wordt in Nederland de vrachtwagenheffing voor vrachtwagens ingevoerd. Deze maatregel is bedoeld om de CO2-uitstoot te verminderen en het Nederlandse wegennet eerlijker te belasten. De heffing geldt daarom voor binnenlandse en buitenlandse vrachtwagens, met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg.
De tarieven worden als volgt:
Met de invoering van de vrachtwagenheffing worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
Het kabinet heeft besloten dat de accijnstarieven voor benzine, diesel en LPG ook in 2026 ongewijzigd blijven, namelijk op het niveau van 1 juli 2023. Daarmee wordt de accijnskorting in 2026 de facto ruimer dan in voorgaande jaren. Ter achtergrondinformatie: de accijnzen zijn sinds 1 april 2022 verlaagd, per 1 juli 2023 deels teruggedraaid en voor 2024 en 2025 gelijk gehouden. Door de tarieven opnieuw ongewijzigd te laten tot 1 januari 2027, worden de kosten van autorijden betaalbaar gehouden.