Op 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in werking getreden. De WAB heeft tot doel de balans tussen vast en flexibel werk te herstellen. Daarom is voor flexibele arbeidsovereenkomsten het nodige gewijzigd.
Met flexibele arbeidsovereenkomsten wordt in deze context bedoeld:
De definitie van een oproepovereenkomst is gewijzigd en er worden nieuwe eisen gesteld aan de termijn waarbinnen een oproep moet worden gedaan. Ook geldt sinds 1 januari 2020 de verplichting om na twaalf maanden een vast aantal uren aan te bieden aan de oproepkracht: het zogenaamde vastklikmoment.
Er is sprake van een oproepovereenkomst als de omvang van de te verrichten arbeid niet is vastgelegd als een aantal uren per tijdvak van ten hoogste een maand, of als een aantal uren per tijdvak van ten hoogste een jaar of als het recht op loon niet gelijkmatig over dat tijdvak is verspreid. Er is ook sprake van een oproepovereenkomst wanneer de werknemer geen recht heeft op het naar tijdruimte vastgestelde loon, indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht. Dat betekent dat onder andere arbeidsovereenkomsten waarbij de reguliere arbeidsomvang niet is vastgelegd en arbeidsovereenkomsten waarin verschillende arbeidsduren zijn overeengekomen als oproepovereenkomsten worden beschouwd. Dit worden ook wel nulurencontracten, min-maxcontracten of bandbreedtecontracten genoemd.
Een oproepkracht moet minstens vier dagen van tevoren, schriftelijk of elektronisch, worden opgeroepen voor de werkzaamheden. Gebeurt dit op een kortere termijn dan vier dagen, dan hoeft de oproepkracht geen gehoor te geven aan de oproep. In een cao kan een kortere termijn worden afgesproken, maar wel ten minste 24 uur van tevoren.
De oproepkracht houdt het recht op loon over de duur van de oproep als de werkzaamheden (geheel of gedeeltelijk) minder dan vier dagen van tevoren worden afgezegd. Dit geldt ook indien het tijdstip wijzigt voor de werkzaamheden waarvoor de oproepkracht was opgeroepen. De oproepkracht houdt dan het recht op loon over de periode waarvoor deze in eerste instantie was opgeroepen alsmede over de uren waarop hij feitelijk heeft gewerkt.
Na twaalf maanden is de werkgever verplicht om binnen een maand een aanbod te doen voor een arbeidsovereenkomst met vaste uren. Deze uren moeten zijn gebaseerd op minimaal het gemiddeld aantal gewerkte uren over de afgelopen twaalf maanden. Alleen de uren die elkaar binnen zes maanden tijd opvolgen, tellen mee.
Voorbeeld
Een oproepkracht is per 1 januari 2019 begonnen. In januari 2019 heeft de oproepkracht gemiddeld 36 uur per week gewerkt, maar in de maanden februari tot en met augustus is er niet gewerkt. Vervolgens heeft de oproepkracht van september tot en met 31 december 2019 gemiddeld 32 uur per week gewerkt. De werkzaamheden in januari 2019 tellen niet mee bij de berekening, want daarna is er zeven maanden niet gewerkt waardoor er geen sprake is van werkzaamheden die elkaar binnen zes maanden tijd hebben opgevolgd. Voor de berekening van het gemiddeld aantal uren tellen de uren vanaf september tot en met december 2019. De oproepkracht zal een aanbod moeten krijgen voor een arbeidscontract van minimaal 32 uur per week.
Een werknemer heeft een maand de tijd om dit aanbod al dan niet te aanvaarden. Aanvaardt de werknemer het aanbod, dan geldt vanaf dat moment de nieuwe arbeidsomvang en is geen sprake meer van een oproepovereenkomst.
Het blijft voor een werknemer mogelijk om na drie maanden een beroep te doen op het rechtsvermoeden wat betreft de omvang van de arbeidsovereenkomst. Dit betreft echter een weerlegbaar rechtsvermoeden. Dit betekent dat de werkgever tegenbewijs kan leveren door bijvoorbeeld aan te geven dat de periode niet representatief is wat betreft de geclaimde arbeidsomvang.
Indien het aanbod voor een contract met vaste uren uitblijft, heeft de oproepkracht recht op het loon van het gemiddeld aantal gewerkte uren per week gedurende de afgelopen twaalf maanden, ongeacht of de werknemer wordt opgeroepen voor de werkzaamheden. Het betreft hier een reguliere loonvordering waarvoor een verjaringstermijn van vijf jaar geldt.
Let op!
De Wet arbeidsmarkt in balans heeft een directe werking en geldt daarom ook voor al bestaande overeenkomsten. Voor oproepkrachten die per 1 januari 2020 langer dan een jaar bij dezelfde werkgever in dienst zijn geldt dat deze oproepkrachten dus vóór 1 februari 2020 een aanbod dienen te krijgen voor een vast contract. Elke werkgever die op dit moment al met oproepkrachten werkt krijgt dus in 2020, zodra de oproepkracht twaalf maanden werkzaamheden verricht, te maken met deze nieuwe regels.
Let op!
Voor mensen die in seizoensgebonden sectoren werken, kan een andere regeling gelden. Bij cao kan namelijk voor seizoensgebonden functies worden afgesproken dat er geen oproeptermijn of aanbod na twaalf maanden geldt. Het moet dan gaan om functies die als gevolg van klimatologische of natuurlijke omstandigheden gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend en niet aansluitend door dezelfde werknemer kunnen worden uitgeoefend gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar. Dit is dus afhankelijk van de cao waar je als werkgever onder valt.
De hoogte van de WW-premie is met ingang van 2020 afhankelijk van de vraag of er sprake is van een vast of flexibel arbeidscontract. Met deze maatregel wil het kabinet vaste arbeidscontracten stimuleren en aantrekkelijker maken voor werkgevers.
De WW-premie is voor werknemers met een flexibel arbeidscontract 5%-punt hoger vastgesteld. De lage WW-premie bedraagt 2,94% en de hoge WW-premie bedraagt 7,94%.
De lage WW-premie is verschuldigd bij schriftelijke contracten voor onbepaalde tijd met een eenduidige arbeidsomvang. Ook is de lage premie verschuldigd voor werknemers onder de 21 jaar die maximaal 48 uur (per aangiftetijdvak van vier weken) of 52 uur (per aangiftetijdvak van een kalendermaand) verloond hebben gekregen. Daarnaast is de lage premie ook voor leerlingen die een bbl-opleiding volgen en voor werknemers voor wie de werkgever een uitkering werknemersverzekeringen betaalt als werkgeversbetaling of als eigenrisicodrager.
Let op!
In twee gevallen dient de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen. Dit is het geval als de arbeidsovereenkomst uiterlijk twee maanden na aanvang van de dienstbetrekking eindigt alsmede bij een parttime dienstverband van minder dan 35 uur per week, wanneer er in een kalenderjaar 30% meer uren verloond zijn dan in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uitleg gegeven over de administratieve vereisten voor de WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract. De uitleg komt (kort gezegd) op het volgende neer:
Tip!
In een update van het Kennisdocument Premiedifferentiatie van het ministerie is opgenomen dat een digitale handtekening volstaat, evenals instemming via e-mail of in een hr-systeem.
Let op!
Deze coulance geldt alleen voor werknemers die voor 1 januari 2020 in dienst zijn getreden! Met andere woorden: de administratieve verplichtingen gelden wel in volle omvang voor werknemers die op of vanaf 1 januari 2020 in dienst treden.
Let op!
Als niet voor 1 april 2020 aan deze voorwaarden is voldaan, maar de arbeidsovereenkomst wel voortduurt na 31 maart, is met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 alsnog de hoge WW-premie verschuldigd.
De maximale duur van de ketenregeling, waarbinnen maximaal 3 contracten voor bepaalde tijd zijn toegestaan, is uitgebreid van 24 naar 36 maanden. Alleen voor uitzendovereenkomsten of wanneer het op basis van de van toepassing zijnde cao is toegestaan, mag worden afgeweken van het maximale aantal contracten en de maximale termijn.
Naast de bestaande uitzonderingen is in de ketenregeling een extra uitzondering opgenomen voor tijdelijke invalkrachten in het basisonderwijs en speciaal onderwijs, die een leerkracht vervangen wegens ziekte.
De keten van contracten mag pas onderbroken worden als een werknemer gedurende een periode van zes maanden geen werkzaamheden voor jou verricht. Dit verandert niet bij de invoering van de WAB.
De wijzigingen voor contracten voor bepaalde tijd gaan bij de inwerkingtreding van de WAB onmiddellijk in, er is geen overgangsperiode. Dit betekent concreet dat op een contract dat eindigt op of na 1 januari 2020, de maximale ketenduur van 36 maanden van toepassing is, ook al is het contract aangegaan voor 1 januari 2020. Een lopende keten verlengt dus op 1 januari 2020 automatisch van 24 naar 36 maanden.
Voorbeeld 1
Het eerste contract voor bepaalde tijd (6 maanden) is aangegaan van 1 april 2018 tot 1 oktober 2018.
Hierop volgt een tweede contract voor bepaalde tijd (12 maanden) van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2019.
Daarna volgt een derde contract voor bepaalde tijd (12 maanden) van 1 oktober 2019 tot 1 oktober 2020.
Als gevolg van de aangepaste ketenregeling loopt het laatste contract van rechtswege af. De termijn van 24 maanden is immers niet in 2019 overschreden.
Voorbeeld 2
Het eerste contract voor bepaalde tijd (12 maanden) is aangegaan van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2019.
Er is een tweede contract aangegaan voor bepaalde tijd (18 maanden), van 1 oktober 2019 tot 1 april 2021.
Het tweede contract blijft een overeenkomst voor bepaalde tijd. Want: de duur van de opvolgende contracten overschrijdt dan wel een periode van twee jaar, maar het moment waarop de periode van 24 maanden wordt gepasseerd, ligt ná de inwerkingtreding van de aangepaste ketenregeling. Na afloop van het tweede contract is het zelfs nog mogelijk om een nieuw contract voor bepaalde tijd aan te gaan. Dit mag echter niet langer zijn dan 6 maanden, omdat de maximale duur van de keten 36 maanden is.
Let op!
Het is makkelijker geworden de regulier geldende onderbrekingsperiode van zes maanden bij cao terug te brengen naar ten hoogste drie maanden voor functies waarbij de werkzaamheden gedurende ten hoogste negen maanden per jaar kunnen worden verricht. Het vereiste dat daarbij ook sprake moet zijn van klimatologische omstandigheden is komen te vervallen. Het is dus eenvoudiger geworden om in een cao de doorbrekingstermijn te bekorten naar drie maanden.
Een andere uitwerking van de WAB is dat een werknemer met ingang van 1 januari 2020 vanaf de eerste werkdag recht heeft op een transitievergoeding. Ook op het moment dat je besluit om het contract in de proeftijd te beëindigen of een tijdelijk contract niet te verlengen.
De hoogte van de transitievergoeding wordt berekend over de volledige duur van het dienstverband. Voor elk jaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd, bedraagt de transitievergoeding een derde brutomaandsalaris. Voor elk overig gedeelte van het dienstverband of als het dienstverband korter dan een jaar heeft geduurd, wordt de transitievergoeding naar rato berekend.
De berekening vindt als volgt plaats (in twee stappen):
Stap 1: Voor hele dienstjaren geldt dat de transitievergoeding 1/3 brutomaandsalaris bedraagt.
Stap 2: Voor de resterende duur van de arbeidsovereenkomst en voor arbeidsovereenkomsten die korter dan een jaar duren, wordt de transitievergoeding naar rato berekend. Daarvoor kan de volgende formule worden gehanteerd: (bruto salaris/brutomaandsalaris) x (1/3 brutomaandsalaris/12).
Rekenvoorbeeld
Een werknemer heeft een contract voor de duur van 6 maanden gekregen.
Het salaris bedraagt € 2.500 bruto (ex. 8% vakantiegeld). In totaal bedraagt het brutomaandsalaris
€ 2.700.
Je besluit het contract niet te verlengen, waardoor de werknemer recht krijgt op transitievergoeding (1/3 maandsalaris per jaar). De werknemer heeft echter maar 6 maanden gewerkt en heeft dus recht op 50% van 1/3 maandsalaris.
Dat is 1/6 maandsalaris van € 2.700 bruto, ofwel € 450 bruto.
Let op!
Werknemers met een contract voor bepaalde tijd dat afloopt in 2020, komen ook in aanmerking voor de transitievergoeding. Hier maakt het niet uit dat het contract nog onder het 'oude' recht is aangegaan.
Bij een contract van 6 maanden of langer blijft de aanzegtermijn gewoon van toepassing onder de nieuwe wet. Je moet dan ook nog steeds minimaal één maand van tevoren schriftelijk aan jouw werknemer laten weten of je het contract wel of niet gaat verlengen én onder welke voorwaarden. Doe je dit niet of te laat, dan kan jouw werknemer een vergoeding vragen die kan oplopen tot maximaal één brutomaandsalaris.
Met ingang van 1 januari 2020 is de overgangsregeling voor werkgevers met minder dan 25 werknemers vervallen. De uitzondering dat zij in geval van een slechte financiële situatie de dienstjaren voor 1 mei 2013 bij de vaststelling van de transitievergoeding niet hoeven mee te tellen, is dus niet meer van toepassing.
Ook is de gunstigere transitievergoeding voor werknemers van 50 jaar of ouder met minimaal 10 dienstjaren vervallen. Vanaf 1 januari 2020 vallen deze werknemers onder de algemene regeling en hebben ze geen bijzondere uitgangspositie meer.
Het payrollbedrijf verzorgt de salarisadministratie en de loonuitbetaling aan de payrollmedewerker en draagt als juridisch werkgever (formele werkgeverschap) ook alle werkgeverslasten. Hij wordt ook wel betiteld als payrollwerkgever. De payrollwerkgever moet de payrollwerknemers vanaf 1 januari 2020 dezelfde arbeidsvoorwaarden geven als de werknemers die in dienst zijn van de inlener en werkzaam zijn in gelijke dan wel gelijkwaardige functies. Huurt een werkgever medewerkers in via een uitzend- of payrollbedrijf? Dan moet hij dat bedrijf informeren over welke arbeidsvoorwaarden hij heeft voor zijn eigen medewerkers.
Vanaf 1 januari 2020 is ontslag via de kantonrechter ook mogelijk wanneer omstandigheden uit meerdere ter toetsing aan de kantonrechter voorbehouden ontslaggronden voldoende aanleiding daarvoor geven. Bij ontslag op basis van deze zogeheten cumulatiegrond kan de rechter een extra vergoeding toekennen aan de werknemer ter hoogte van maximaal 50% van de transitievergoeding.
Heb je vragen naar aanleiding van een of meerdere van de onderdelen van dit nieuwsitem? Wij adviseren je graag. Neem gerust contact met ons op.