Als ondernemer in de inkomstenbelasting heb je invloed op je winst en belastingverplichtingen. Deze tips helpen je bij het optimaliseren van je fiscale situatie. Leer hoe je je winst kunt beoordelen, investeringsaftrekken kunt benutten, en hoe je het beste omgaat met bijtelling en beloningen voor je partner.
Aan het eind van het jaar heb je meer duidelijkheid over je winstpositie. Beoordeel of je winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht kom je in de inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om je winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op je totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Andersom kan het lucratief zijn je winst juist te verhogen als je naar verwachting dit jaar in een lager tarief valt ten opzichte van volgend jaar. Hierbij speelt ook een rol dat de mkb-winstvrijstelling volgend jaar verlaagd wordt van 13,31% naar 12,7%.
Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de te betalen belasting. Laat het effect berekenen door jouw adviseur.
Wijkt jouw winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkom je de hoge belastingrente van 7,5% en je verlaagt je vermogen in box 3. In box 3 levert dit overigens vooral een voordeel op als de onttrokken financiële middelen bestonden uit beleggingen. Bij een teruggave voorkom je dat je geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.
Is je partner niet bij je in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kun je hiermee fiscaal rekening houden. Je kunt kiezen voor de meewerkaftrek, dit is een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. Je kunt echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen. Je partner wordt hier zelfstandig voor belast.
Via de arbeidsbeloning kun je voorkomen dat bij je partner heffingskortingen verloren gaan. Bepaalde heffingskortingen kan je partner, als die zelf te weinig inkomen heeft, namelijk niet meer uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Alleen partners die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, kunnen de algemene heffingskorting nog wel uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat hun partner voldoende belasting betaalt. Door je partner een arbeidsbeloning toe te kennen, kan je partner de heffingskortingen (deels) zelf benutten.
De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van je partner. De arbeidsbeloning wel, want je partner wordt hiervoor zelf belast en betaalt hierover ook premies Zvw. Bereken wat voor jou de voordeligste optie is en pas deze toe. Houd hierbij ook rekening met het eventueel verloren gaan van de heffingskortingen. Je mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als je dat wilt. Zorg wel dat je een eventuele meewerkbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.
Als je investeert, heb je als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2024 bepaald op € 2.801. De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeer je in 2024 in totaal dus minstens voor € 2.801 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heb je recht op de KIA.
Zit je dit jaar met je investeringen net onder de minimumgrens van € 2.801, dan kan het lonen een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.), in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2024 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.800 en € 69.765 (namelijk: 28%). Tussen € 69.765 en € 129.194 is de KIA een vast bedrag: € 19.535. Het plannen en – voor zover mogelijk – het spreiden van investeringsverplichtingen loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2024 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2024 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek (deels) door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2024 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op de risico’s, zoals de kans op faillissement van de leverancier.
Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).
Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige die op de Milieulijst staan of investeringen die worden gedaan als starter. Heb je deze nog niet in gebruik genomen, dan kun je toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat je in het jaar van investeren hebt betaald.
Heb je in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2020 en 2024) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruil je het in, dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht – indien mogelijk – met de desinvestering tot in 2025.
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook uitgesloten zijn de investeringen die je voor 70% of meer verhuurt.
Investeer je in meer dan één onderneming? Als je meerdere ondernemingen hebt, mag je voor alle ondernemingen apart de KIA berekenen.
De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA (€ 19.535) op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven (€ 28.000).
Heb je meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.
Heb je een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kun je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door een herinvesteringsreserve (HIR) te vormen. Voorwaarde is dat je een herinvesteringsvoornemen hebt en ook houdt, en van plan bent te investeren voor minimaal hetzelfde bedrag als de verkoopprijs. Je kunt de HIR in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Investeer je binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boek je de HIR af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeer je niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de HIR aan het einde van het derde jaar in de winst. Het is in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.
Voor het vormen en aanwenden van een HIR gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde herinvesteringsvoornemen is van belang. Dit voornemen moet op de balansdatum bestaan. Je kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes op te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat je je hierover goed informeren en adviseren.
Het vormen van een herinvesteringsreserve is niet altijd voordelig, met name als in de toekomst over jouw winst een hoger belastingtarief van toepassing is. Stel bijvoorbeeld dat je verwachte jaarwinst vanaf 2025 belast wordt tegen het toptarief van 49,5%, terwijl jouw winst in 2024 belast wordt tegen een lager tarief. En stel dat je de HIR vanaf 2025 in vijf jaar afboekt op een nieuw bedrijfsmiddel, dan schrijf je vanaf 2025 vijf jaar lang minder af en betaal je meer belasting tegen een dan geldend hoger tarief.
Voor bedrijfsmiddelen die niet of in meer dan tien jaar worden afgeschreven, zoals vastgoed, geldt een extra voorwaarde. Daarbij moet het vervangende bedrijfsmiddel in de onderneming namelijk dezelfde bedrijfseconomische functie vervullen als het verkochte bedrijfsmiddel. Zo mag je een pand in eigen gebruik niet vervangen door een verhuurd pand en vice versa.
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een HIR die je in 2021 gevormd hebt, moet je vóór 31 december 2024 benutten. Doe je dat niet, dan valt de HIR vrij en ben je belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waarbinnen je moet herinvesteren. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Je moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop hebben gemaakt. Ook zul je de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken. Een voorbeeld hiervan is de weigering van een gemeente om een bouwvergunning af te geven, waardoor de geplande investering moest worden uitgesteld.
De coronacrisis kan doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Toegezegd is dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heb je de afgelopen jaren een HIR gevormd en heb je een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat je, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat verder uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en je de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kunt afboeken. Deze soepele opstelling is ook momenteel nog van kracht. Laat bij grote belangen je adviseur het uitstel met de Belastingdienst afstemmen.
Beoordeel of je verlies in box 1 uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Je verlies in box 1 in de inkomstenbelasting kun je verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Dreigt jouw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om je winst dit jaar te verhogen. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel met boekwinst wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met je adviseur over de mogelijkheden.
Staak je jouw onderneming in 2024? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaal je deze premie in 2025, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2024, mits deze vóór 1 juli 2025 is betaald.
Een betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaal je echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. In een ander arrest heeft de Hoge Raad beslist dat dit echter niet geldt voor stakingslijfrentes.
Als ondernemer in de inkomstenbelasting kun je de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan versneld afschrijven voor starters en toepassing van de Vamil (op milieu-investeringen) of aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.
Houd bij deze beslissingen ook rekening met je eventuele recht op toeslagen. Heb je bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat je dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kun je waarschijnlijk beter pas volgend jaar je winst verlagen. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en je het je financieel kunt veroorloven.
Stel dat je door het (uiteraard geoorloofd) schuiven met inkomsten en/of aftrekposten je winst volgend jaar met € 10.000 kunt verlagen, waardoor je inkomen geen € 40.000 bedraagt, maar € 30.000. En dat je volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt. Dan kan je dit zomaar ruim € 2.400 aan extra toeslagen schelen.
Werkt je partner mee in je onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met je partner. Je betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt jouw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van je partner in schijf 1 (35,82% in 2024), dan behaal je een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan je partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. De bijtelling verdelen is met name voordelig als je partner een inkomen heeft tot ongeveer € 23.000. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.
Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat je partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé. Je verdeelt naar rato van het onderlinge gebruik.